In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en werd opgelegd omdat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft, had eerder asiel aangevraagd in Zwitserland, dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van zijn aanvraag had aanvaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft het onderzoek op 16 oktober 2023 gesloten en op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan.
De rechtbank overwoog dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet door eiser waren betwist en dat deze gronden voldoende waren toegelicht. Eiser had ook aangevoerd dat verweerder niet voldoende voortvarend handelde in het kader van zijn overdracht naar Zwitserland. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder wel degelijk voortvarend te werk ging, aangezien er op 10 oktober 2023 een vertrekgesprek had plaatsgevonden en een vlucht voor overdracht was aangevraagd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en verweerder hoefde geen proceskosten te betalen.