ECLI:NL:RBDHA:2023:16004

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.31775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in het kader van vreemdelingenrecht met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en werd opgelegd omdat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft, had eerder asiel aangevraagd in Zwitserland, dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van zijn aanvraag had aanvaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft het onderzoek op 16 oktober 2023 gesloten en op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan.

De rechtbank overwoog dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet door eiser waren betwist en dat deze gronden voldoende waren toegelicht. Eiser had ook aangevoerd dat verweerder niet voldoende voortvarend handelde in het kader van zijn overdracht naar Zwitserland. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder wel degelijk voortvarend te werk ging, aangezien er op 10 oktober 2023 een vertrekgesprek had plaatsgevonden en een vlucht voor overdracht was aangevraagd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring terecht was opgelegd en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en verweerder hoefde geen proceskosten te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31775

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.H.P. Buren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 11 oktober 2023 de gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft op 13 oktober 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 16 oktober 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [1] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Uit het dossier blijkt dat eiser eerder in Zwitserland asiel heeft aangevraagd en dat Zwitserland de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag ook heeft aanvaard. Om die reden heeft verweerder terecht artikel 59a, eerste lid, van de Vw aan de maatregel ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht
op vreemdelingen heeft onttrokken;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht
aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die
niet tot verlening van een verblijfvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
Voortvarend handelen
4. Eiser stelt in zijn beroepschrift dat uit het dossier niet blijkt of verweerder voldoende voortvarendheid handelt in het kader van eisers overdracht naar Zwitserland.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend te werk gaat. De Dienst Terugkeer en Vertrek heeft op 10 oktober 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Verweerder heeft ook op 10 oktober 2023 een vlucht voor overdracht aangevraagd. De beroepsgrond faalt.
Ambtshalve toets
6. Verder leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van de opheffing daarvan op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.