ECLI:NL:RBDHA:2023:16032

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
AWB 23/4260
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van ROV 6-maatregel aan asielzoeker na fysiek geweld tegen andere bewoner

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een asielzoeker (eiser) en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (verweerder). Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij hem op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) een ROV 6-maatregel was opgelegd. Deze maatregel hield in dat eiser voor de duur van twee weken geen verstrekkingen zou ontvangen en de toegang tot het AZC Emmen was ontzegd, vanwege een incident van fysiek geweld tegen een andere bewoner op 31 maart 2023.

Eiser had eerder al te maken gehad met verschillende incidenten van agressie en geweld, wat leidde tot eerdere maatregelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het incident op 31 maart 2023, waarbij eiser een andere bewoner fysiek heeft aangevallen, een zeer grote impact heeft gehad op het personeel en andere bewoners van het AZC. Eiser voerde aan dat hij en zijn familie regelmatig door dezelfde persoon waren lastiggevallen en mishandeld, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de oplegging van de maatregel te weerleggen.

De rechtbank oordeelde dat de ROV 6-maatregel rechtvaardig was, gezien de ernst van het gedrag van eiser en de eerdere incidenten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit voldeed aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/4260

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om eiser per 31 maart 2023 op grond van de artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) bij wijze van ROV 6-maatregel alle Rva-verstrekkingen voor de duur van twee weken in te houden op het AZC Emmen. Voor de duur van deze twee weken is eiser voorts de toegang tot AZC Emmen ontzegd (locatieverbod).
Eiser heeft tegen dit bestreden besluit op 16 april 2023 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 29 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn uitgenodigd voor de zitting van 5 juli 2023. Door eiser is, mede door zijn verkoudheid, verzocht om een andere zittingsdatum, hetgeen is toegewezen. Daarna zijn partijen opnieuw uitgenodigd voor de zitting van 5 september 2023, maar de behandeling is door de rechtbank uitgesteld. Partijen zijn vervolgens opnieuw uitgenodigd voor de zitting van 7 september 2023. Tijdens die zitting heeft de rechtbank de behandeling van het onderzoek ter zitting geschorst, omdat de uitnodiging voor de zitting niet aangetekend was verzonden en niet met zekerheid kon worden vastgesteld of eiser deze had ontvangen.
Vervolgens zijn partijen opnieuw uitgenodigd voor de zitting van 12 oktober 2023. Op dezelfde dag is namens eiser voorafgaand de zitting, onder andere, aangegeven dat hij ernstig ziek is als gevolg van een onbekend virus. De rechtbank heeft in reactie hierop aan eiser verzocht om vóór 11:00 uur een medische verklaring van een arts te overleggen ter onderbouwing van zijn gestelde virus en ziekte. Ook is aangegeven dat bij het niet overleggen van deze verklaring het onderzoek ter zitting zal doorgaan. Eiser heeft niet voldaan aan het hiervoor genoemd verzoek. Gelet hierop heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting op 12 oktober 2023 voortgezet. Hieraan heeft deelgenomen de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. De rechtbank slaat acht op het navolgende.
1.1.
In het overgelegde dossier bevindt zich een overzicht met de volgende incidenten:
- Agressie en geweld tegen personen fysiek d.d. 26 september 2022;
- Agressie en geweld tegen personen verbaal d.d. 21 oktober 2022;
- Overtreden huisregels (verwijtbaar brandgevaar) d.d. 5 november 2022;
- Verzuim COA meldplicht d.d. 14 maart 2023;
- Agressie en geweld tegen personen verbaal d.d. 30 maart 2023.
1.2.
In het incidentenverslag van 31 maart 2023 is het volgende vermeld:
“[eiser] is naar het job-office op het AZC gegaan en heeft toen [B] fysiek en non-verbaal aangevallen. B was aan het werk in de job-office toen [eiser] binnen kwam lopen en B begon uit te schelden. Vervolgens heeft hij B meerdere keren geduwd. Een medewerker van het COA heeft [eiser] toen tegengehouden om verdere escalatie te voorkomen. [eiser] bleef B uitschelden en moest door een medewerker van het COA naar buiten worden meegenomen. (…) De impact is zeer groot.”
1.3.
In het verweerschrift van 29 juni 2023 staat onder het kopje “Feitencomplex” het volgende weergegeven:
“Bij besluit van d.d. 30 maart 2023 is aan eiser een ROV 4-maatregel opgelegd. Kort weergegeven was de aanleiding voor deze maatregel agressief gedrag, verbaal en non-verbaal, jegens een andere bewoner. Eiser heeft de politie gebeld en aan eiser is medegedeeld dat de politie niets kon betekenen, doch beide heren zouden elkaar niet meer opzoeken.(…) Eén dag lager, op 31 maart 2023, heeft eiser de andere bewoner opgezocht terwijl deze andere bewoner aan het werk was in het job-center.”
1.4.
Uit het procesdossier blijkt verder dat eiser voorafgaand aan het opleggen van de maatregel in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze te geven over het incident van
31 maart 2023.
1.5.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder naar aanleiding van dit incident besloten om eiser een ROV 6-maatregel op te leggen wat betekent dat eiser twee weken lang ingaande 31 maart 2023 geen Rva-verstrekkingen krijgt op het AZC in Emmen. Voor de duur van deze twee weken is eiser voorts de toegang tot het AZC in Emmen ontzegd (locatieverbod). Verweerder heeft daarbij overwogen dat de impact van de gedraging zeer groot is en dat eerder genomen maatregelen naar aanleiding van andere incidenten geen effect hebben gehad op eisers gedrag. Gelet hierop is verweerder overgegaan tot het opleggen van een ROV 6-maatregel. Daarnaast staat in het besluit dat om gevolg te geven aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 november 2019 in de zaak Haqbin tegen België [1] eiser wordt geplaatst in AZC Hoogeveen. Verweerder vindt dat de gedraging van eiser wat betreft aard en omvang zodanig ernstig is dat dit de aan hem op te leggen maatregel en plaatsing rechtvaardigt.
2. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft - samengevat - aangevoerd dat hij en zijn familie regelmatig door dezelfde persoon zijn lastiggevallen en mishandeld, maar dat verweerder daartegen niets heeft ondernomen en dat hij ter bescherming van zijn familie toen het recht in eigen handen heeft genomen.
3. De rechtbank slaat acht op het navolgende juridisch kader.
3.1.
Op grond van artikel 10 van de Rva 2005 kan het COA de verstrekkingen beperken of, in uitzonderlijke gevallen intrekken indien de asielzoeker:
h) ernstig inbreuk maakt op de verplichtingen, bedoeld in artikel 19, eerste lid (waaronder naleven huisregels en gevolg geven aan aanwijzingen van het personeel);
i. i) een ernstige vorm van geweld pleegt jegens asielzoekers die in een opvangvoorziening verblijven, aan personen die werkzaam zijn in de voorziening of aan anderen.
3.2.
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Rva 2005 bepaalt het COA in welke opvangvoorziening een asielzoeker wordt geplaatst en is het COA bevoegd een asielzoeker naar een andere voorziening, mede daaronder begrepen huisvesting als bedoeld in het Gemeentelijk Versnellingsarrangement en de handhavings- en toezichtlocatie, over te plaatsen.
3.3.
In paragraaf 4.3. van het als productie 3 bij het verweerschrift overgelegde Maatregelenbeleid COA 2022 is het navolgende vermeld:
“Het COA heeft de mogelijkheid verstrekkingen waar bewoners recht op hebben, op basis van de Rva 2005, in te houden. Deze zogenoemde rov-maatregelen hebben dus directe gevolgen op de rechten van de bewoner. Daarom moeten de maatregelen voldoen aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit moet voldoen aan de vereisten inzake motivering, dossieropbouw, zorgvuldigheid, proportionaliteit, subsidiariteit en (hoor- en) wederhoor.”
3.4.
In het verweerschrift is naar voren gebracht dat op grond van het Maatregelenbeleid COA 2022 bij een gedraging die als zeer grote impact wordt gekwalificeerd een ROV 6-maatregel wordt opgelegd. Een ROV 6-maatregel houdt in dat van eiser alle verstrekkingen op grond van de Rva worden ingehouden voor de duur van maximaal 2 weken.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.1.
De rechtbank ziet in het door eiser gevoerde betoog geen grond gelegen voor het oordeel dat de onder 1.2. opgenomen beschrijving niet juist is. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat eiser op 31 maart 2023 een andere bewoner fysiek heeft aangevallen. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat deze gedraging een zeer grote impact op het COA-personeel en andere bewoners van het AZC heeft gehad, zoals ook het incidentenverslag is vermeld. Daarnaast is onbestreden dat eiser betrokken is geweest bij eerdere incidenten en dat aan hem al eerder verschillende ROV-maatregelen zijn opgelegd.
4.2.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het op 31 maart 2023 plaatsgevonden incident de oplegging van de ROV 6-maatregel rechtvaardigt. De rechtbank ziet in hetgeen eiser naar voren heeft gebracht geen grond voor het oordeel dat het besluit niet voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Het bestreden besluit kan derhalve in stand blijven.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 oktober 2023 door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2019:956.