ECLI:NL:RBDHA:2023:16051
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 3 augustus 2022 afgewezen, omdat de onderneming waarvoor de aanvraag was gedaan ten tijde van de aanvraag niet meer bestond. Eiser heeft op 23 augustus 2022 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 17 oktober 2022 handhaafde de afwijzing en verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling. In de beoordeling stelt de rechtbank vast dat de aanvraag van eiser om werkzaamheden als zelfstandige uit te oefenen met de onderneming, die geregistreerd stond bij de Kamer van Koophandel, niet kon worden gehonoreerd. De onderneming was op een eerder moment uitgeschreven uit het Handelsregister, waardoor er geen grondslag was voor de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en laat het overige onbesproken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Kompier in aanwezigheid van griffier mr. D. Steenbeek. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.