ECLI:NL:RBDHA:2023:16051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.21682
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 3 augustus 2022 afgewezen, omdat de onderneming waarvoor de aanvraag was gedaan ten tijde van de aanvraag niet meer bestond. Eiser heeft op 23 augustus 2022 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 17 oktober 2022 handhaafde de afwijzing en verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling. In de beoordeling stelt de rechtbank vast dat de aanvraag van eiser om werkzaamheden als zelfstandige uit te oefenen met de onderneming, die geregistreerd stond bij de Kamer van Koophandel, niet kon worden gehonoreerd. De onderneming was op een eerder moment uitgeschreven uit het Handelsregister, waardoor er geen grondslag was voor de gevraagde verblijfsvergunning. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en laat het overige onbesproken.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter mr. S. Kompier in aanwezigheid van griffier mr. D. Steenbeek. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21682

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. De staatssecretaris heeft met zijn besluit van 3 augustus 2022 de aanvraag onder meer afgewezen, omdat de onderneming waarvoor de aanvraag is gedaan ten tijde van de aanvraag niet meer bestond. Met het bestreden besluit van 17 oktober 2022 heeft de staatssecretaris deze afwijzing gehandhaafd door het bezwaar van eiser van 23 augustus 2022 ongegrond te verklaren.
1.1
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser heeft de aanvraag gedaan om werkzaamheden als zelfstandige uit te kunnen oefenen met de onderneming [onderneming] , in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) geregistreerd onder nummer [KvK-nummer] . Deze onderneming is op [dag] januari 2022 uitgeschreven uit het Handelsregister en bestond dus niet meer ten tijde van de aanvraag van eiser, die hij heeft gedaan op 3 mei 2022. De grondslag voor de gevraagde verblijfsvergunning onder deze beperking is dat er sprake is van een onderneming. Die is niet aanwezig. Er is daarom ook geen grondslag voor verlening van de gevraagde verblijfsvergunning. De staatssecretaris heeft de aanvraag reeds om die reden terecht afgewezen. Het overige kan dan ook onbesproken worden gelaten.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Steenbeek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Awb maakt dat mogelijk.