Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoekster
mede namens haar minderjarige kinderen:
[naam]V-nummers: [nummer], [nummer], [nummer]
(gemachtigde: mr. D. Aygur),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, ingediend op 8 februari 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 29 augustus 2022 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op dit verzoek, maar verweerder heeft hier geen gebruik van gemaakt. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb stelt dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na een schriftelijke ingebrekestelling. In deze zaak is de ingebrekestelling van verzoekster gedateerd op 30 juni 2022, terwijl de beslistermijn op 8 augustus 2022 is verlopen. Dit betekent dat de ingebrekestelling prematuur is ingediend en niet geldig is.
Zonder een geldige ingebrekestelling kan er geen beroep wegens niet-tijdig beslissen worden ingediend. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.