ECLI:NL:RBDHA:2023:1614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.13777
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F.J.E. Hogewind, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optreedt. De zaak betreft een aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis, die door de staatssecretaris op 9 november 2021 is afgewezen. Verzoekster heeft op 1 december 2021 bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaren. Op 26 juli 2022 heeft de staatssecretaris het bezwaar gegrond verklaard en besloten dat aan verzoekster een mvv wordt verleend, waarbij ook een bestuurlijke dwangsom van € 276,- is vastgesteld. Verzoekster heeft daarop haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de proceskostenveroordeling, die is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en verder is uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris door alsnog een besluit op het bezwaar te nemen, tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13777

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis ten behoeve van verzoekster afgewezen.
Referent heeft namens verzoekster op 1 december 2021 bewaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaren tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 26 juli 2022 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en beslist dat aan verzoekster een mvv wordt verleend. Tevens heeft verweerder de bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 276,-
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder door alsnog een besluit op het bezwaar te nemen tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.