ECLI:NL:RBDHA:2023:16144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.32188
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van Ghanese eiser in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Ghanese eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 12 september 2023 was genomen, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet zijn betwist door de eiser en dat deze gronden voldoende zijn om aan te nemen dat er een risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt in de procedure, ondanks de bezwaren van de eiser. De eiser had geweigerd mee te werken aan een presentatie bij de Ghanese autoriteiten, wat door de rechtbank als een reden werd gezien om de voortvarendheid van de staatssecretaris te bevestigen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring terecht is opgelegd en dat het beroep van de eiser ongegrond is. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32188

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 12 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Verweerder heeft de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. S.A.M. Fikken, waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Brinks. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Ghanese nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [2] staan in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [3] staan in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist. De gronden 3a, 3b, 3c, 3d, en 3i zijn feitelijk juist en reeds voldoende om een risico aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. De overige gronden behoeven geen bespreking meer.
Voortvarend handelen
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Verweerder is reeds in het bezit van een kopie van eisers paspoort, zodat niet duidelijk is waarom hij eerst gepresenteerd moet worden aan de Ghanese autoriteiten voordat hij een LP [4] kan krijgen.
5. Verweerder heeft ter zitting uitgelegd dat de Ghanese autoriteiten hebben verzocht om eiser aan hen te presenteren en dit onderdeel is van hun procedure, ondanks dat een kopie van eisers paspoort reeds is meegestuurd met de LP-aanvraag. Eiser heeft verder geweigerd mee te werken aan de presentatie op 11 oktober 2023, waarna verweerder een nieuwe presentatie heeft ingepland. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt.
Ambtshalve toets [5]
6. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot de opheffing daarvan op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. De maatregel van bewaring is terecht aan eiser opgelegd. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Laissez-passer.
5.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.