ECLI:NL:RBDHA:2023:16168

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.28528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Soedanese en Libische nationaliteit met beroep tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die van Soedanese en Libische nationaliteit is, heeft op 9 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 5 september 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, met de bepaling dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en een inreisverbod van twee jaar is opgelegd.

De rechtbank heeft op 20 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Libië gevaar loopt vanwege de werkzaamheden van zijn moeder voor het regime van Qadhafi. De staatssecretaris heeft echter geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag is afgewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet met documenten heeft onderbouwd dat zijn moeder een hoge functie had binnen de Libische overheid en dat er geen concrete indicaties zijn dat hij bij terugkeer naar Libië een reëel risico op ernstige schade loopt. Eiser heeft ook niet kunnen aantonen dat zijn moeder op een lijst van vermeende Qadhafi-aanhangers staat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28528

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Suurmeijer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Soedanese en Libische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 9 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 5 september 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris heeft ook bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en aan hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 op zitting behandeld, samen met zaak NL23.28529. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eisers moeder was in Libië werkzaam voor het regime van Qadhafi. Eiser is in 2010, voorafgaand aan de Arabische lente, met zijn moeder uit Libië vertrokken vanwege haar veiligheidssituatie. Eiser stelt dat hij in Libië gevaar loopt omdat hij door het voormalige werk van zijn moeder wordt geassocieerd met de regering van Qadhafi.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. uw moeder was werkzaam voor de Libische overheid onder de regering van Qadhafi.
6. De staatssecretaris heeft beide relevante elementen geloofwaardig geacht. Uit eisers verklaringen blijkt volgens de staatssecretaris echter niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft, dan wel dat eiser bij terugkeer naar Libië een reëel risico op ernstige schade loopt. Er zijn geen concrete indicaties dat eisers moeder een belangrijke functie had voor de Libische overheid en dat zij daardoor geassocieerd zou worden met het regime van Qadhafi. Evenmin is gebleken dat eisers moeder, zoals eiser stelt, op een lijst van vermeende Qadhafi-aanhangers staat en dat eiser als gevolg van de familieband met zijn moeder ook voor vervolging te vrezen heeft.
Vrees voor vervolging
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij niet met documenten heeft onderbouwd dat zijn moeder een hoge functie had. De staatssecretaris heeft immers reeds geloofwaardig geacht dat eisers moeder bij de Libische overheid onder Qadhafi werkte. Het is eiser niet gelukt om aan documenten te komen. Eiser heeft met de nieuwsartikelen die hij bij de zienswijze heeft overgelegd aangetoond dat er wel degelijk moordlijsten bestaan, terwijl de staatssecretaris in het voornemen heeft gesteld dat eigen onderzoek geen informatie heeft opgeleverd over het bestaan van zulke lijsten. Ter zitting heeft eiser verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht Libië van mei 2012, waarin melding wordt gemaakt van het bestaan van niet openbare lijsten met vermeende Qadhafi-aanhangers. [1]
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Libië heeft te vrezen voor vervolging. Naar het oordeel van de rechtbank is de overweging van de staatssecretaris dat eiser niet heeft onderbouwd dat zijn moeder een hoge functie had niet tegenstrijdig met het geloofwaardig bevinden van eisers verklaring dat zijn moeder werkzaam was bij de Libische overheid onder Qadhafi. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij, ondanks dat hij geloofwaardig vindt dat eisers moeder werkte voor de overheid, niet geloofwaardig vindt dat zij een hoge functie had, als gevolg waarvan eiser gevaar zou lopen in Libië. De staatssecretaris heeft er daarbij allereerst op kunnen wijzen dat uit eisers verklaringen niet is gebleken dat zijn moeder een hoge functie had en dat evenmin is gebleken dat zij vanwege haar functie bekend was of in de negatieve belangstelling stond. Eiser heeft immers verklaard dat zijn moeder een kantoorbaan had binnen de beveiliging, dat zij keek of sollicitanten aan de voorwaarden voldeden en dat zij beveiligers opleidde. [2] De staatssecretaris heeft daarbij van belang kunnen vinden dat eiser geen documenten heeft overgelegd waaruit blijkt dat eiser en zijn moeder vanwege het voormalige werk van zijn moeder in de negatieve belangstelling hebben gestaan, dan wel nog steeds staan. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit voor risico van eiser, nu eiser heeft verklaard dat hij over foto’s en video’s beschikt, [3] maar deze niet heeft overgelegd en dat hij een lijst met namen op zijn telefoon heeft gehad, maar deze niet heeft bewaard.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat eiser met de overgelegde nieuwsberichten niet heeft aangetoond dat de naam van zijn moeder op een lijst met Qadhafi-aanhangers staat. De nieuwsberichten zien namelijk op het bestaan van een lijst met namen van een aantal officieren uit het Libische nationale leger en op politieke leiders. Eiser verwijzing ter zitting naar het Algemeen Ambtsbericht Libië van 2012 leidt niet tot een ander oordeel. Het ambtsbericht maakt namelijk melding van lijsten met namen van vermeende Qadhafi-aanhangers, terwijl eiser heeft verklaard dat zijn moeders naam op een lijst zou staan met buitenlanders die in Libië hebben gediend en alle buitenlanders die tijdens het regime van Qadhafi genaturaliseerd zijn in Libië. [4] De staatssecretaris heeft er ter zitting bovendien op kunnen wijzen dat eiser met de verwijzing naar het ambtsbericht niet aannemelijk heeft gemaakt dat de naam van zijn moeder op de daarin genoemde lijst dan wel de door eiser genoemde lijst zou staan. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg daarvan nu nog te vrezen zou hebben voor vervolging in Libië.
Kennelijk ongegrond
10. Eiser voert aan dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft namelijk een verklaring gegeven voor het feit dat hij in eerste instantie heeft verklaard dat hij in Libië is geboren in plaats van in Soedan.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris gelet op eisers verklaringen kunnen concluderen dat eiser bij zijn asielaanvraag onjuiste informatie heeft verstrekt en heeft getracht de staatssecretaris te misleiden. Eisers verklaring dat hij dit heeft gedaan om uitzetting naar Frankrijk te voorkomen leidt niet tot een ander oordeel. De staatssecretaris heeft daarom de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.

Conclusie en gevolgen

12. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
13. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.p. 50 van het Algemeen Ambtsbericht Libië mei 2012
2.p. 17 nader gehoor
3.p. 18 en 19 nader gehoor
4.p. 10 nader gehoor