ECLI:NL:RBDHA:2023:16184

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/650910 / JE RK 23-1490 C/09/652298 / JE RK 23-1669 C/09/647506 / JE RK 23-999
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het gezinshuis

Op 12 oktober 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van vier kinderen, geboren uit het huwelijk van de moeder en de vader. De kinderen verblijven al enige tijd in een gezinshuis, waar zij stabiliteit en rust ervaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de inspanningen van de moeder om de gezinsopname aan te gaan, een terugplaatsing bij haar momenteel niet in het belang van de kinderen is. De moeder moet werken aan haar gezondheid en opvoedvaardigheden voordat een terugplaatsing kan plaatsvinden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 13 januari 2024, met de mogelijkheid voor een tussentijdse toetsing. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, zich moet inspannen om het vertrouwen van de moeder te herstellen en dat begeleide contactmomenten tussen de moeder en de kinderen weer moeten worden opgestart. De vader was niet aanwezig tijdens de zitting, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep tegen worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers:
I. C/09/650910 / JE RK 23-1490
II. C/09/652298 / JE RK 23-1669
III. C/09/647506 / JE RK 23-999
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter tot een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van de op 21 juli 2023 (hierna te noemen: verzoekschrift I), 15 augustus 2023 (hierna te noemen: verzoekschrift II) en 17 mei 2023 (hierna te noemen: verzoekschrift III) ingekomen verzoekschriften van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
- [naam01]geboren op [geboortedatum01] 2013 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
- [naam02]geboren op [geboortedatum02] 2014 in [plaats02] ,
hierna te noemen: [naam02] ,
- [naam03]geboren op [geboortedatum03] 2020 in [plaats02] ,
hierna te noemen: [naam03] ,
- [naam04]geboren op [geboortedatum04] 2021 in [plaats02] ,
hierna te noemen: [naam04] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam05],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. F. Pool, gevestigd te Rotterdam,
[naam06],
hierna te noemen: de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de verzoekschriften met bijlagen;
  • de beschikking van 7 juni 2023;
  • de beschikking van 17 augustus 2023;
  • de beschikking van 7 september 2023;
  • de aanvullende stukken met als bijlage onder meer de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 6 oktober 2023;
- het e-mailbericht van de moeder van 10 oktober 2023.
1.2.
Op 12 oktober 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
  • [naam07] en [naam08] van de gecertificeerde instelling;
  • [naam09] , ambulant begeleider van Impegno, als toehoorder.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
[naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] zijn gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.3.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] .
2.4.
[naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] verblijven in een gezinshuis.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 april 2023 [naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] onder toezicht gesteld van 13 april 2023 tot 13 maart 2024, alsmede een machtiging verleend [naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 13 april 2023 tot 13 juni 2023.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 juni 2023 de machtiging verlengd [naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 13 juni 2023 tot 13 oktober 2023. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.
2.7.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 augustus 2023 een machtiging verleend [naam03] en [naam04] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 17 augustus 2023 tot 13 oktober 2023. Ook is een machtiging verleend [naam01] en [naam02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 17 augustus 2023 tot 8 september 2023. De behandeling van de verzoeken is voor het overige aangehouden.
2.8.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 september 2023 een machtiging verleend [naam01] en [naam02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening van 8 september 2023 tot 13 oktober 2023. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.

3.De verzoeken

Verzoekschrift I en verzoekschrift II:

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] in een gezinsgerichte voorziening voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 13 maart 2024. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft de verzoeken als volgt gemotiveerd. Van 12 september 2023 tot en met 15 september 2023 heeft een gezinsopname plaatsgevonden. Mede op grond van het verloop van die opname ziet de gecertificeerde instelling momenteel geen mogelijkheid tot een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. Voorafgaand aan een terugplaatsing is het noodzakelijk dat de moeder en de kinderen een aantal doelen behaald hebben. Daarvan is nu nog geen sprake. De moeder moet werken aan haar eigen gezondheid, haar persoonlijke- en emotionele ontwikkeling en aan haar opvoedvaardigheden. Naar aanleiding van de adviezen volgend op de gezinsopname heeft de gecertificeerde instelling een plan voor een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder gemaakt. De uitvoering van dit plan is helaas onvoldoende van de grond gekomen. Hoewel de gecertificeerde instelling in de afgelopen periode gezien heeft dat de moeder haar best doet voor de kinderen, wordt ook gezien dat het de moeder onvoldoende lukt om gesprekken en afspraken na te komen, mede omdat zij zich lichamelijk gezien niet goed voelt. De moeder is verder erg onrustig. Het lukt haar niet om te reflecteren op de gezinsopname en haar eigen handelen. Zij gaat niet het gesprek aan over de wenselijke verbetering in haar opvoedsituatie, haar emotionele beschikbaarheid en haar opvoedvaardigheden. Daarbij komt dat de samenwerking tussen de jeugdbeschermers en de moeder zeer moeizaam verloopt. Er is geen sprake van vertrouwen vanuit de moeder en het lukt niet om tot een constructieve wijze van communicatie met elkaar te komen.
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling hierbij aanvullend naar voren gebracht dat er daarom binnen een afzienbare tijd nieuwe jeugdbeschermers starten. De gecertificeerde instelling hoopt daarmee het vertrouwen van de moeder weer op te kunnen bouwen. Verder heeft de gecertificeerde instelling ter zitting naar voren gebracht dat er sinds de gezinsopname geen begeleide bezoekmomenten tussen de moeder en de kinderen hebben plaatsgevonden naar aanleiding van een escalatie tussen de moeder en de jeugdbeschermers. Naar alle waarschijnlijkheid zullen de bezoekmomenten op zeer korte termijn weer plaatsvinden. De bezoekmomenten zullen eerst doordeweeks plaatsvinden en indien deze passend verlopen zullen deze uitgebreid worden naar het weekend. Ook is de school van de oudste kinderen gestagneerd. Het is dan ook noodzakelijk dat de schoolgang de komende periode hervat wordt. Gelet op het feit dat de moeder momenteel onvoldoende in staat is om de opvoeding en verzorging van de kinderen op zich te nemen en het huidige verblijf van de kinderen in het gezinshuis gecontinueerd moet worden zodat zij tot stabilisatie komen, meent de gecertificeerde instelling dat de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk is.
Verzoekschrift III:
3.3.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 13 maart 2024. Door de plaatsing van de kinderen in een gezinshuis in het kader van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening, wordt door de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat het aangehouden verzoek tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg niet langer relevant is.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder heeft in de afgelopen tijd flink wat voor de kiezen gehad. De moeder is de gezinsopname aangegaan en voor haar is het onduidelijk waaraan zij zou moeten werken voordat een terugplaatsing van de kinderen daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. De verzochte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt onder meer beargumenteerd door het verslag van de gezinsopname. Dit verslag verschaft geen duidelijkheid over de bezoekmomenten in het weekend tussen de moeder en de kinderen. De moeder dient die duidelijkheid hierover wel te verkrijgen, zodat zij weet waar zij aan toe is. De verwachting is dat de weerstand van de moeder richting de jeugdbeschermers hierdoor verminderd wordt. Daarbij komt dat het laten plaatsvinden van de bezoekmomenten in het weekend ervoor zorgt dat de moeder doordeweeks de ruimte heeft om hulpverlening voor zichzelf te verkrijgen.
De moeder heeft – ter aanvulling op wat hetgeen haar advocaat ter zitting naar voren heeft gebracht – aangevoerd dat zij liever ziet dat de kinderen weer bij haar zus geplaatst worden en dat zij in de afgelopen periode niet de juiste hulpverlening heeft ontvangen. De moeder heeft geprobeerd om de samenwerking met de gecertificeerde instelling aan te gaan, maar zij ervaart hierdoor veel stress. Ook wordt de moeder onvoldoende betrokken door de gecertificeerde instelling. Zij heeft geen vertrouwen meer in de samenwerking met de gecertificeerde instelling en wenst dat het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering belast wordt met de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen. Verder heeft de moeder naar voren gebracht dat zij momenteel al ruim anderhalve maand geen contact meer heeft met de kinderen. Dit zorgt voor veel verdriet. Tot slot meent de moeder dat zij hulpverlening van een psycholoog passend vindt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter het volgende. De kinderen hebben veel meegemaakt in de thuissituatie van de moeder en alle vier verblijven zij al enige tijd in het gezinshuis. Hier komen zij, naar omstandigheden, toe aan hun ontwikkeling. In het gezinshuis wordt de kinderen rust en stabiliteit geboden. Zij zijn hierbij gebaat. Hoewel de kinderrechter de moeder prijst voor het feit dat zij – ongeacht haar lichamelijke gesteldheid, haar moeilijke situatie en grote weerstand – de gezinsopname is aangegaan, is een terugplaatsing bij de moeder momenteel niet in het belang van de kinderen. De moeder moet de mogelijkheid krijgen tot verdere versteviging van haar draagkracht en tot verdere groei in haar rol als opvoeder. Daarvoor is het van belang dat de moeder de komende periode minder stress ervaart en de stabiliteit en ruimte heeft om individuele behandeling en begeleiding aan te gaan. Daarnaast is het noodzakelijk dat de moeder een manier vindt om over haar wantrouwen richting de gecertificeerde instelling heen te stappen. De gecertificeerde instelling spant zich ervoor in om het vertrouwen van de moeder te herstellen. De moeder zal, vanuit een constructieve samenwerking, moeten proberen zich te voegen naar de regie van de gecertificeerde instelling, zodat de stappen kunnen worden gezet die nodig zijn voor een terugplaatsing van de kinderen. De kinderrechter hoopt dat de nieuwe jeugdbeschermers hieraan bijdragen en dat het de moeder lukt om op een positieve wijze de samenwerking met hen aan te gaan.
Ook is het belangrijk dat de begeleide contactmomenten tussen de moeder en de kinderen weer doorgang zullen vinden. De kinderrechter vertrouwt hierbij op de mededeling van de gecertificeerde instelling ter zitting dat die bezoeken zeer binnenkort weer worden opgestart. Aangezien de kinderrechter het noodzakelijk vindt dat binnen afzienbare tijd duidelijk wordt of er aan het bovengenoemde gewerkt is en of er met voortvarendheid toegewerkt wordt aan een terugplaatsing, is de kinderrechter van oordeel dat een tussentijds toetsingsmoment in het belang van de kinderen is. De kinderrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing slechts toe te wijzen voor drie maanden en aan te houden voor het overige. Daarbij verzoekt de kinderrechter de gecertificeerde instelling uiterlijk één week voorafgaand aan deze zitting een schriftelijke update te versturen, met daarin de huidige stand van zaken.
De kinderrechter geeft de moeder verder mee dat, mocht het haar niet lukken om de samenwerking met de nieuw aangestelde jeugdbeschermers op een passende manier aan te gaan, het haar vrij staat om tegen die tijd een verzoek op grond van artikel 1:259 BW tot vervanging van de gecertificeerde instelling bij de rechtbank in te dienen.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat ter zitting is gebleken dat de gecertificeerde instelling het aangehouden verzoek tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een voorziening voor pleegzorg niet langer relevant acht. De kinderrechter constateert dan ook dat er niets meer te beslissen valt ten aanzien van het verzoekschrift III (C/09/647506 / JE RK 23-999).

6.De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van verzoekschrift III (C/09/647506 / JE RK 23-999):
6.1.
stelt vast dat er niets meer te beslissen valt;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
ten aanzien van verzoekschrift I (C/09/650910 / JE RK 23-1490) en verzoekschrift II (C/09/652298 / JE RK 23-1669):
6.3.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] , [naam02] , [naam03] en [naam04] in een gezinsgerichte voorziening tot 13 januari 2024;
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen vóór 13 januari 2024;
verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk
één week voorafgaand aan deze zittingaan de rechtbank en de belanghebbenden een verslag te overleggen met onder meer een schriftelijke update;
gelast de griffier voor die zitting op te roepen:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
- de moeder;
- de advocaat van de moeder: mr. F. Pool;
- de vader.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Klopper als griffier, en op schrift gesteld op 24 oktober 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.