ECLI:NL:RBDHA:2023:16191

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/651943 / JE RK 23-1624
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01]. De kinderrechter oordeelde dat, ondanks de inspanningen van de moeder, de minderjarige nog niet thuisgeplaatst kan worden. De moeder heeft zich bereid getoond om in een moeder-kindhuis van de Brijder te verblijven, waar zij ondersteuning zal ontvangen voor haar verslavingsproblematiek en opvoedvaardigheden. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode van drie maanden, in plaats van de door de gecertificeerde instelling verzochte zes maanden. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige, die op dit moment in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft benadrukt dat er nog stappen gezet moeten worden voordat een terugplaatsing bij de moeder mogelijk is, en dat er meer zicht moet komen op de rol van de vader in de opvoeding van [naam01]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling verzocht om een schriftelijke update te verstrekken over de ontwikkelingen in de situatie van de minderjarige en de moeder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/651943 / JE RK 23-1624
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter tot een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2023 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S.M. Hoogenraad, gevestigd te Zoetermeer.
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats02] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 8 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader;
- mevrouw [naam04] en mevrouw [naam05] van de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
[naam01] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
2.3.
[naam01] verblijft in een pleeggezin.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 april 2023 [naam01] onder toezicht gesteld tot 20 april 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 juni 2023 een machtiging verleend [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 20 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er bestaan nog steeds zorgen over de ontwikkeling van [naam01] , met name vanwege de verslavingsproblematiek van de moeder en het gegeven dat er geen zicht is op de opvoedvaardigheden van beide ouders. De verslavingsproblematiek wordt door de moeder niet (h)erkend. Tegelijkertijd heeft de moeder aangegeven dagelijks te blowen en is zij in de zomer van 2023 in beschonken toestand op straat aangetroffen door de politie. De afgelopen maanden zijn er door de jeugdbeschermer meerdere pogingen gedaan om zicht te krijgen op de situatie van de vader. Hoewel de vader in eerste instantie toestemming verleende voor het contact tussen de gecertificeerde instelling en de reclassering, heeft hij zijn toestemming ingetrokken. Ook treedt hij niet in contact met de jeugdbeschermer. Daar komt bij dat beide ouders de gesignaleerde opvoedproblematiek bagatelliseren. Ondanks voornoemde zorgen, is het positief dat de ouders, en met name de moeder, zich hebben ingezet voor de begeleide bezoeken met [naam01] . Na de evaluatie van 4 augustus 2023 is afgestemd dat de begeleide bezoeken drie keer per week voor de duur van anderhalf uur in de thuissituatie van de moeder zullen gaan plaatsvinden. Er wordt gezien dat de ouders [naam01] op een liefdevolle manier benaderen en volgens het ziekenhuis en het consultatiebureau groeit zij goed. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat de begeleide bezoeken inmiddels op de kinderboerderij plaatsvinden, vanwege de houding van de vader richting de jeugdbeschermer en de hulpverlening. Hoewel de moeder in eerste instantie niet instemde met het verblijf in een moeder-kindhuis van de Brijder in verband met haar verslaving, staat zij hier nu wel voor open. Gedurende dit verblijf, dat naar alle waarschijnlijkheid van start zal gaan op 16 oktober 2023, krijg de moeder traumaverwerking, verslavingszorg en opvoedondersteuning aangeboden. Na een verblijf van vier weken kan [naam01] bij de moeder aansluiten. Daarnaast is recent vanuit pleegzorg de beoordelingsboog gestart om het perspectief van [naam01] te onderzoeken. Verder wenst de gecertificeerde instelling individuele hulpverlening in te zetten voor de vader op het gebied van emotieregulatie en voor zijn verslavingsproblematiek. Al met al zijn de zorgen zijn op dit moment nog onvoldoende weggenomen. Een terugplaatsing bij de moeder is in dit stadium niet mogelijk. Daar komt bij dat tijdens het verblijf in het moeder-kindhuis de veilige opvoedomgeving binnen het pleeggezin gewaarborgd dient te blijven. Om deze redenen acht de gecertificeerde instelling de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden noodzakelijk.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder heeft daartoe aangevoerd dat zij vanaf 16 oktober 2023 zal gaan verblijven in het moeder-kindhuis van de Brijder. De moeder is hiervoor gemotiveerd en staat open voor de hulpverlening. Ook zijn de bezoeken met [naam01] in de afgelopen periode uitgebreid. Die bezoeken verlopen positief. Aangezien [naam01] binnen een afzienbare periode zal aansluiten bij het verblijf van de moeder in het moeder-kindhuis, is een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing niet noodzakelijk. De moeder verzoekt primair afwijzing van het verzoek. Subsidiair verzoekt de moeder de machtiging uithuisplaatsing voor kortere duur, te weten één week, toe te wijzen en aan te houden voor het overige. Op die manier kan de overgang naar het moeder-kindhuis bewerkstelligd worden onder de vlag van de machtiging uithuisplaatsing, waarna die niet langer noodzakelijk is.
De moeder heeft – ter aanvulling op hetgeen haar advocaat naar voren heeft gebracht – gesteld dat zij haar uiterste best doet voor [naam01] . Zij ziet in dat het verblijf in het moeder-kindhuis nodig is. De moeder heeft alles over voor een hereniging met [naam01] , zeker gelet op haar jonge leeftijd en het belang van de hechting met de moeder. De moeder wil haar niet langer missen. Zij wil er voor haar kunnen zijn.
4.2.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. De vader zou de situatie liever anders zien. Verder heeft de vader ter zitting naar voren gebracht in te stemmen met het contact tussen de gecertificeerde instelling en de reclassering.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter het volgende. [naam01] is, gelet op haar zeer jonge leeftijd, geheel afhankelijk van de ouders. Door de individuele problematiek van beide ouders, bleken zij onvoldoende in staat om stabiele en betrouwbare opvoeders voor [naam01] te zijn en aan te sluiten bij haar behoeften. De kinderrechter prijst de moeder dat zij nu, hoe moeilijk dat ook voor haar is, openstaat voor het verblijf in het moeder-kindhuis van de Brijder. De kinderrechter heeft gehoord en gezien wat het voor de moeder betekent om deze stap te zetten. De moeder heeft aangegeven haar uiterste best te doen om aan zichzelf te werken in het belang van [naam01] .
Ondanks alle goede intenties en inspanningen van de moeder kan [naam01] in de situatie zoals die nu is nog niet thuisgeplaatst worden. Voorafgaand aan een thuisplaatsing is het van belang dat de moeder de hulpverlening die zij verkrijgt van onder meer de Brijder aangaat en hiervan ook daadwerkelijk profiteert. De moeder dient de tijd te worden gegeven om aan haar problematiek te werken. Er dient daarnaast meer zicht te komen op de situatie van de vader en wat zijn rol zal zijn in de opvoeding en verzorging van [naam01] . De kinderrechter geeft de vader hierbij mee dat het belangrijk is dat hij zich op een positieve wijze meewerkend opstelt in het contact met de jeugdbeschermer en de hulpverlening aangaat. Ook dient de beoordelingsboog nog ingezet te worden. Gelet op de stappen die nog moeten worden gezet en de tijd die hiervoor naar verwachting nodig zal zijn, ziet de kinderrechter onvoldoende aanleiding voor een tussentijdse toetsing na één week, zoals door de moeder verzocht. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de machtiging uithuisplaatsing niet voor zes, maar voor drie maanden te verlengen en voor het overige aan te houden. Hierin is doorslaggevend dat de moeder meewerkt aan het verblijf in het moeder-kindhuis van de Brijder. Gelet op de jonge leeftijd van [naam01] en het feit dat er de komende periode veel staat te gebeuren, en de kinderrechter op de hoogte wil worden gehouden van de ontwikkelingen bij de Brijder. De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk één week voorafgaand aan de volgende zitting een schriftelijke update te versturen, met daarin de huidige stand van zaken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg tot 20 januari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen vóór 20 januari 2024;
verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk
één week voorafgaand aan deze zittingaan de rechtbank en de belanghebbenden een verslag te overleggen met onder meer een schriftelijke update;
gelast de griffier voor die zitting op te roepen:
  • Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
  • de moeder;
  • de vader;
  • de advocaat van de moeder: mr. S.M. Hoogenraad, gevestigd te Zoetermeer.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Klopper als griffier, en op schrift gesteld op 24 oktober 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.