ECLI:NL:RBDHA:2023:16194

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/650625 / JE RK 23-1447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van de verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 oktober 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01], geboren op [geboortedatum01] 2022. De kinderrechter oordeelt dat een directe thuisplaatsing bij de ouders momenteel niet in het belang van de minderjarige is. De minderjarige verblijft momenteel in een pleeggezin en ontwikkelt zich daar goed. De kinderrechter benadrukt dat het noodzakelijk is dat de contactmomenten tussen de minderjarige en de ouders verder worden uitgebreid in frequentie en duur, om een goed beeld te krijgen van de opvoedvaardigheden van de ouders en de veiligheid van de minderjarige in hun thuissituatie. De kinderrechter heeft eerder, op 26 juli 2023, een machtiging tot uithuisplaatsing verleend tot 15 oktober 2023, maar deze thuisplaatsing is niet gerealiseerd. De ouders hebben moeite met de hulpverlening en de vader vertoont agressief gedrag. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 15 januari 2024, met de hoop dat de ouders in de tussentijd de samenwerking met de hulpverleners kunnen verbeteren. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling verzocht om uiterlijk één week voor de volgende zitting een schriftelijke update te verstrekken over de voortgang.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/650625 / JE RK 23-1447
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter tot een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2022 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
en
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
beiden wonende in [woonplaats01] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 26 juli 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is het verzoek strekkende tot het verlengen van een machtiging om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg toegewezen tot 15 oktober 2023. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot deze zitting.
1.2.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 26 juli 2023;
- het e-mailbericht met bijlagen van de gecertificeerde instelling van 11 oktober 2023;
1.3.
Op 12 oktober 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- [naam04] en [naam05] van de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 26 juli 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [naam01] verblijft op dit moment in een pleeggezin, waar hij zich naar omstandigheden goed ontwikkeld. Voor [naam01] is bij beschikking van 26 juli 2023 door de kinderrechter bepaald dat hij in beginsel op 15 oktober 2023 thuisgeplaatst moet worden bij de ouders. Op 15 augustus 2023 is er door de gecertificeerde instelling een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de ouders, om zo voorafgaand aan de thuisplaatsing van [naam01] voldoende zicht te krijgen op hun thuissituatie en de veiligheid van [naam01] daarin. Hierbij zijn de contactmomenten tussen [naam01] en de ouders door de gecertificeerde instelling op korte termijn fors uitgebreid en werden deze begeleid door medewerkers van het traject VUHP (voorkomen uithuisplaatsing). De contactmomenten vonden op dat moment twee keer per week plaats voor de duur van drie uur. Hoewel het bovenstaande in eerste instantie positief verliep, is gebleken dat een thuisplaatsing van [naam01] op 15 oktober 2023 niet mogelijk is. In de afgelopen periode is de spanning bij de ouders meer en meer opgelopen. Ook wordt gezien dat de ouders sociaal wenselijk gedrag hebben vertoond gedurende de begeleide contactmomenten en dat zij tot op heden niet meewerken aan onverwachte huisbezoeken van de hulpverlening. Daarbij komt dat de vader in toenemende mate (verbaal) agressief gedrag laat zien richting de hulpverlening. De vader valt daarmee terug in zijn patroon. Hij doet belastende en intimiderende uitspraken richting de hulpverlening en reageert defensief op adviezen die gegeven worden. Verschillende herstelgesprekken hebben het tij niet doen keren en naar aanleiding van een incident op 4 oktober 2023 is de hulpverlening stopgezet, omdat de veiligheid van de hulpverleners niet meer voldoende gewaarborgd kon worden in de thuissituatie van de ouders.
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling daarbij aanvullend naar voren gebracht dat de hulp van de ambulant hulpverlener mogelijk ook stopt en dat ook door de pleegzorgwerker aangegeven is te gaan stoppen met het begeleiden van de contactmomenten. Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat de ouders de resultaten van het IQ-onderzoek naar de leerbaarheid van de moeder onbetrouwbaar vinden. Daarom willen zij de uitkomst niet delen met de gecertificeerde instelling. Dit is zorgelijk, omdat het om belangrijke informatie gaat.
Om bovenstaande redenen verzoekt de gecertificeerde instelling dan ook om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] . De komende tijd zal een andere pleegzorgwerker gezocht moeten worden die de contactmomenten kan begeleiden. Daarnaast is het noodzakelijk dat de contactmomenten tussen de ouders en [naam01] verder opgebouwd worden, in die zin dat deze tevens plaatsvinden in de avond en dat er logeermomenten worden gerealiseerd. Op deze manier kan een volledig en objectief beeld worden verkregen van de thuissituatie van de ouders en de veiligheid van [naam01] daarin.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft de vader naar voren gebracht dat er – ondanks de duidelijke opdracht van de kinderrechter tijdens de vorige zitting om toe te werken aan een thuisplaatsing van [naam01] op 15 oktober 2023 – onvoldoende is ingezet om deze thuisplaatsing mogelijk te maken. De vader voelt zich niet gehoord door de gecertificeerde instelling en door de hulpverlening. Hij ervaart gevoelens van onmacht en wanhoop. Mede, omdat de ouders moeizaam contact krijgen met de jeugdbeschermer en omdat er geen enkele reden is om [naam01] niet thuis te plaatsen bij de ouders. Verder meent de vader dat het contact tussen de ouders en de pleegmoeder op een passende wijze verloopt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter het volgende. Bij de vorige zitting heeft de kinderrechter de gecertificeerde instelling tot 15 oktober 2023 de tijd gegeven om met de betrokkenen toe te werken naar een terugplaatsing van [naam01] bij de ouders. Deze thuisplaatsing is desalniettemin niet gerealiseerd. Dit is verdrietig, met name voor [naam01] en de ouders. De kinderrechter begrijpt dan ook de frustratie van de ouders over de voortgang van het traject. De vader heeft ter zitting de gecertificeerde instelling aangewezen als oorzaak van de vertraging. Op basis van de stukken en hetgeen besproken is ter zitting ziet de kinderrechter echter dat de vader zich minst genomen niet erg begeleidbaar heeft opgesteld. Zij begrijpt dat hij moe is van alle hulpverlening. Hij helpt zichzelf – en [naam01] – er echter niet mee als hij zich contra-productief en tegendraads opstelt, hoe begrijpelijk zijn machteloosheid en verdriet ook zijn. Tegelijkertijd ligt op de weg van de gecertificeerde instelling al het mogelijke te doen om uitvoering te geven aan rechterlijke beslissingen. De kinderrechter begrijpt dat er heel veel is geïnvesteerd op de gezinssituatie van de ouders, maar dat het in de communicatie moeizaam gaat. De tijd is te kort gebleken om tot een werkbare verhouding met de ouders te komen.
De kinderrechter moet beoordelen of er ook op dit moment gronden zijn om de uithuisplaatsing te verlengen, of dat [naam01] inmiddels alsnog direct thuisgeplaatst kan worden. Momenteel is de kinderrechter er niet van overtuigd dat een directe thuisplaatsing van [naam01] bij de ouders in zijn belang is. Zij oordeelt dat het noodzakelijk is dat [naam01] de komende tijd in het pleeggezin verblijft. Hij ontwikkelt zich hier positief en de pleegmoeder kan voldoen aan zijn bovengemiddelde opvoedbehoefte. Voorafgaand aan een thuisplaatsing, is het belangrijk dat de contactmomenten tussen [naam01] en de ouders verder worden uitgebreid in frequentie en in duur. Hierdoor komt er volledig zicht op de opvoedvaardigheden van de ouders en de veiligheid van [naam01] in hun thuissituatie. Dit is noodzakelijk om een thuisplaatsing ook daadwerkelijk te laten slagen. Gelet op het perspectief van [naam01] en het feit dat het niet de vraag is óf een thuisplaatsing mogelijk is, maar wannéér deze mogelijk is, benadrukt de kinderrechter dat de gecertificeerde instelling de komende tijd met voortvarendheid te werk moet gaan. De kinderrechter ziet daarom aanleiding om het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing slechts toe te wijzen voor drie maanden en aan te houden voor het overige. Daarbij verzoekt de kinderrechter de gecertificeerde instelling uiterlijk één week voorafgaand aan deze zitting een schriftelijke update te versturen, met daarin de huidige stand van zaken.
Tot slot hoopt de kinderrechter dat de ouders, ondanks hun invoelbare boosheid, wanhoop en verdriet, in de komende periode zullen profiteren van de nog in te zetten hulpverlening en dat het hen lukt om de samenwerking met de hulpverleners en de jeugdbeschermer op een positieve wijze aan te gaan. Daarbij geeft de kinderrechter de vader mee dat het van belang is dat hij zich toegankelijk opstelt en de fatsoensnormen niet overtreedt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg tot 15 januari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen vóór 15 januari 2024;
verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk
één week voorafgaand aan deze zittingaan de rechtbank en de belanghebbenden een verslag te overleggen met onder meer een schriftelijke update;
gelast de griffier voor die zitting op te roepen:
  • William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
  • de moeder;
  • de vader.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Klopper als griffier, en op schrift gesteld op 24 oktober 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.