ECLI:NL:RBDHA:2023:16196

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/653834 / JE RK 23-1866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling in kinderzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam01] en [naam02]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een periode van zes maanden, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen en de verstoorde relatie tussen de ouders. De ouders, die gescheiden zijn, hebben beiden het ouderlijk gezag over de kinderen en de kinderen wonen bij de moeder. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat, hoewel er zorgen zijn over de band tussen de ouders en de invloed daarvan op de kinderen, deze zorgen niet leiden tot een ernstige ontwikkelingsbedreiging die een verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders zich niet verzetten tegen hulpverlening en dat er geen noodzaak meer is voor gedwongen hulpverlening. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen en benadrukt dat de hulpverlening kan worden voortgezet in een vrijwillig kader. De ouders zijn aangespoord om hun onderlinge strijd los te laten en zich te concentreren op de behoeften van de kinderen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de hoop dat de ouders hun verantwoordelijkheden als ouders serieus nemen en de ontwikkeling van hun kinderen vooropstellen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/653834 / JE RK 23-1866
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter tot afwijzing van een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
- [naam01]geboren op [geboortedatum01] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam01] ,
- [naam02]geboren op 13 november 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam02] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam03],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[naam04],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 15 september 2023;
  • het e-mailbericht van de gecertificeerde instelling van 11 oktober 2023 met daarbij als bijlage het aangepaste gezinsplan.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader;
- [naam05] van de Raad;
- [naam06] van de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam01] en [naam02] .
2.3.
[naam01] en [naam02] wonen bij de moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 19 oktober 2022 [naam01] en [naam02] onder toezicht gesteld tot 19 oktober 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De Raad heeft het verzoek gewijzigd, in die zin dat ter zitting wordt verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] te verlengen voor de duur van zes maanden.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad heeft op verzoek van de gecertificeerde instelling een toetsing uitgevoerd van het voorgenomen besluit om geen verlenging te verzoeken van de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] . De gecertificeerde instelling meent dat de kinderen zich goed ontwikkelen, ondanks het feit dat het contact tussen de ouders onderling minimaal is en de kinderen de vader niet regelmatig zien. Volgens de gecertificeerde instelling is het maximale dat met een ondertoezichtstelling bereikt kan worden inmiddels bereikt. Verdere verbetering en vooruitgang moet nu uit de ouders zelf gaan komen.
Het standpunt van verzoeker, de Raad, is anders. De Raad neemt nog wel aan dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Daarom stemt de Raad niet in met het verzoek van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling te beëindigen. De onderlinge verstandhouding tussen de ouders is onverminderd verstoord. Het lukt hen niet om – in het belang van de kinderen – op een passende manier met elkaar te communiceren en om tot afspraken te komen. Beide kinderen zijn onvoldoende weerbaar. De complexe scheidingsproblematiek van de ouders staat te veel op de voorgrond. [naam01] heeft nog altijd last van de scheiding en de emoties die dit met zich meebrengt. In het afgelopen jaar zijn er verschillende vormen van hulpverlening ingezet, waaronder de Dappere Dino’s training voor [naam01] en het traject Parallel Solo Ouderschap voor de ouders. Ook is [naam01] aangemeld voor hulpverlening van GGZ. Desondanks zijn de zorgen rondom de kinderen onvoldoende weggenomen. Daarbij komt dat er onvoldoende veranderd is in het contact tussen de vader en de kinderen. De kinderen zien beide ouders graag en missen de vader. De Raad is van mening dat, gelet op de voornoemde zorgen, een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden noodzakelijk is. De komende periode kan een jeugdbeschermer de regie voeren over de nog in te zetten aanvullende hulpverlening voor de kinderen en zorgen dat de hulpverlening voor de vader continueert. De moeder heeft het traject Parallel Solo Ouderschap afgerond, maar de vader nog niet. Daarnaast is het belangrijk dat een herstelgesprek tussen de kinderen en de nieuwe partner van de vader kan plaatsvinden en dat onderzocht wordt welke mogelijkheden er bestaan om een constructieve zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen (vaste belafspraken indien fysieke afspraken niet mogelijk zijn). De Raad heeft ter zitting aanvullend naar voren gebracht dat in deze fase vooral van belang is de ouders zelf met een realistische blik kijken naar wat zij ieder voor zich aan individuele hulpverlening nodig hebben.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder heeft in het kader van de ondertoezichtstelling veel geleerd, onder meer door de hulpverlening van Parallel Solo Ouderschap, en voelt zich hierdoor geholpen. De zorgen rondom de onderlinge verstandhouding en de samenwerking tussen de ouders zijn onverminderd aanwezig. De tussenkomst van een jeugdbeschermer is dan ook nog nodig. Verder heeft de moeder ter zitting naar voren gebracht dat zij het contact tussen de vader en de kinderen op een positieve wijze stimuleert. Het is belangrijk dat het vertrouwen bij de kinderen wordt opgebouwd, zodat zij zich gehoord voelen en het contact ook plaats kan gaan vinden in de thuissituatie van de vader. De moeder wil graag dat de situatie voor de kinderen verder verbetert.
4.2.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. Volgens de vader is – in zijn woorden – sprake van ouderverstoting. De vader voert aan dat het voor hem onduidelijk is of het daadwerkelijk goed gaat met de kinderen in de thuissituatie bij de moeder. Zonder het kader van een ondertoezichtstelling acht de vader de veiligheid van de kinderen bij de moeder niet gewaarborgd. Bij de vader bestaat ook de angst dat de noodzakelijke hulpverlening voor de kinderen niet gecontinueerd wordt in het vrijwillig kader omdat de moeder hieraan niet zal meewerken. Deze angst wordt met name veroorzaakt doordat de moeder afspraken omtrent de kinderen niet nagekomen is, aldus de vader. Daarnaast voelt de vader zich niet gehoord en niet gerespecteerd door de hulpverlening en met name niet door de moeder. De vader meent dat dit vooral veroorzaakt wordt doordat de zorgregeling niet wordt nagekomen en er niet toegewerkt wordt om het contact met de kinderen in de thuissituatie van de vader te laten plaatsvinden. De vader hecht eraan dat zijn nieuwe partner door de kinderen wordt gerespecteerd.
4.2.
De gecertificeerde instelling heeft, ondanks dat de gecertificeerde instelling het verzoek van de Raad begrijpt, ter zitting toegelicht niet in te stemmen met het verzochte. Beide ouders staan open voor de hulpverlening en werken hieraan mee. De veiligheid van de kinderen is gewaarborgd; hierover bestaat geen enkele twijfel. Wel worden er door de gecertificeerde instelling nog zorgen gezien, maar deze zijn hoofdzakelijk gelegen in de verstoorde relatie van de ouders en hun gedragingen naar elkaar. Daarbij is vooral zorgelijk dat de vader de moeder beschuldigt van ouderverstoting, terwijl daarvan geen sprake is. Het lukt de ouders niet om op een passende manier met elkaar te communiceren en om de zorgregeling ten aanzien van de vader na te komen. De ouders hebben onvoldoende inzicht in het feit dat de kinderen daar last van hebben. De kinderen hebben beide ouders nodig, maar het lukt de ouders onvoldoende om emotioneel aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen, omdat hun strijd voorop blijft staan. Hoewel het patroon onvoldoende doorbroken is, maken de zorgen omtrent de verstandhouding tussen de ouders niet dat gedwongen hulpverlening langer nodig is. Doorslaggevend is dat de ontwikkeling van de kinderen de laatste periode een positieve wending heeft genomen. De gecertificeerde instelling heeft geen mogelijkheden meer om nog verder in te zetten op die ontwikkeling. In feite zouden de ouders dat nu zelf moeten kunnen faciliteren. Dat kunnen zij wanneer zij hun eigen strijd kunnen loslaten. De gecertificeerde instelling meent dat de ondertoezichtstelling bedoeld is om de ontwikkeling van de kinderen recht te trekken, en niet om de strijd van de ouders op te lossen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter het volgende. De verstandhouding tussen de ouders is verstoord. Het lukt hen niet om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Er is sprake van wantrouwen en verwijten over en weer. Met name de vader heeft zich tijdens de zitting kritisch en veroordelend over de moeder en het niet nakomen van de zorgregeling uitgelaten. Zijn verwijt over ouderverstoting vindt geen steun in de bevindingen van de Raad. Ter zitting heeft de Raad gemeld hiervan geen signalen te hebben gezien. De kinderrechter herhaalt daarom wat zij de ouders ook tijdens de zitting op het hart heeft gedrukt, namelijk dat zij beiden de onenigheid tussen elkaar moeten loslaten en zich moeten concentreren op hetgeen zij nodig hebben om in harmonie naast elkaar te gaan staan als ouders. Hoewel er nog steeds zorgen bestaan over de band tussen de ouders en de invloed daarvan op de kinderen, maken deze zorgen naar het oordeel van de kinderrechter niet dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigt. Daarbij komt dat beide ouders inzien dat hulpverlening nog nodig is voor de kinderen. Zij verzetten zich daar allerminst tegen. Integendeel, dat willen zij graag faciliteren. Aangezien de ouders zich niet verzetten tegen hulpverlening en er geen sprake meer is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen, is gedwongen hulpverlening niet langer noodzakelijk en kan de hulpverlening overgeheveld worden naar een vrijwillig kader. De kinderrechter benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat de hulpverlening wordt voortgezet. Zij geeft de ouders dan ook mee dat zij zich daarvoor moeten blijven inzetten. Dit geldt ook voor de individuele hulpverlening voor henzelf, waarop de Raad en de gecertificeerde instelling hen hebben gewezen.
5.3.
Tot slot wijst de kinderrechter de ouders erop dat het blijven uiten van beschuldigingen – met name als die onterecht zijn – het alleen maar moeilijker maakt om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de kinderen gezamenlijk te dragen. Gelet op het gesprek ter zitting met de ouders, de Raad en de gecertificeerde instelling heeft de kinderrechter er vertrouwen dat de ouders hun eigen wensen en belangen opzij kunnen zetten en de belangen van de kinderen voorop kunnen plaatsen. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat de ouders zich blijven realiseren dat het staken van hun onderlinge strijd noodzakelijk is voor de ontwikkeling en het vrije geluksgevoel van de kinderen, ook op de langere termijn. Het staken van deze strijd zal een zeer belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de band die zij beiden met hun kinderen willen opbouwen en behouden in de toekomst.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.E. Klopper als griffier, en op schrift gesteld op 23 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.