ECLI:NL:RBDHA:2023:16207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/644084 / JE RK 23-479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [naam01] eerder is verlengd en dat de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor netwerkpleegzorg ook al eerder is verlengd. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, heeft verzocht om een verdere verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 14 mei 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De vader van [naam01] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar heeft aangegeven dat hij de zorg voor [naam01] op termijn graag op zich zou willen nemen. De pleegmoeder heeft aangegeven dat het goed gaat met [naam01], maar dat de communicatie met de vader moeizaam verloopt. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam01]. De rechtbank heeft daarbij gewezen op de noodzaak van hulpverlening en de ontwikkeling van de vader, maar ook op het belang van duidelijkheid voor [naam01]. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 14 mei 2024 en heeft aangegeven dat er in de toekomst meer duidelijkheid moet komen over de mogelijkheden van een (volledige) thuisplaatsing bij de vader.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/644084 / JE RK 23-479
Datum uitspraak: 10 oktober 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2014 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J.M. Bekooij, gevestigd te ’s-Gravenhage,
[naam03]en
[naam04],
zijnde de oom en tante moederszijde.
hierna te noemen: de pleegouders.
De rechtbank merkt als informant aan:
De Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 10 mei 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [naam01] verlengd van 14 mei 2023 tot 14 mei 2024 en is de machtiging om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg verlengd van 14 mei 2023 tot 14 augustus 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
Bij beschikking van 3 augustus 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de machtiging om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg verlengd van 14 augustus 2023 tot 14 oktober 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 6 oktober 2023.
1.3.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 3 augustus 2023;
- de schriftelijke update met bijlagen van de gecertificeerde instelling van 29 september 2023.
1.4.
Op 6 oktober 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [naam05] en mevrouw [naam06] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de pleegmoeder, bijgestaan door een tolk;
  • mevrouw [naam07] namens Jeugdformaat.
De pleegvader en de Raad zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de pleegvader en de Raad wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de rechtbank naar de beschikking van 10 mei 2023.

3.Het verzoek

3.1.
Het aangehouden verzoekt strekt tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 14 mei 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Op 9 augustus 2023 heeft er een overleg plaatsgevonden met de vader, de grootvader, de pleegmoeder, de gezinscoach en de jeugdbeschermer. Er is gesproken over behandeling van [naam01] bij Impegno, het traject Ouderschap bij Scheiden van Impegno (voor de vader en de pleegmoeder/pleegouders) en opvoedondersteuning voor de vader van Middin. Alle trajecten konden op korte termijn starten. De vader is hierna echter grotendeels uit het contact getreden met zowel de jeugdbeschermer als de hulpverlening. De vader reageert niet op uitnodigingen om hem aan te melden voor Middin. Hierdoor komt er geen zicht op zijn thuissituatie, kan hij niet verder werken aan zijn opvoedvaardigheden en kan hij niet ondersteund worden. Verder heeft de vader de behandelovereenkomst van [naam01] bij Impegno niet getekend, de vragenlijsten niet ingevuld en geen kopie van het identiteitsbewijs van [naam01] overhandigd. Hierdoor is de behandeling van [naam01] nog niet gestart, waardoor de traumaklachten onverminderd aanwezig zijn. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling meegedeeld dat de vader op 3 oktober 2023 alsnog heeft getekend voor de behandelovereenkomst. De vader reageert verder niet op de uitnodigingen van Ouderschap bij Scheiden, waardoor er niet gewerkt kan worden aan een basis voor gedeeld ouderschap. Hierdoor houdt het loyaliteitsconflict van [naam01] onverminderd aan. Het lukt de vader niet om in contact te blijven. Daardoor kan er niet gewerkt worden aan de doelen, kunnen er geen afspraken worden gemaakt over co-ouderschap en kunnen zorgen over [naam01] niet met de vader worden besproken. De gecertificeerde instelling ziet een betrokken vader die alles voor [naam01] wil doen. Het lukt hem echter niet om alle afspraken en de in te zetten hulpverlening te overzien. Dat betekent dat er de afgelopen maanden jammer genoeg geen concrete stappen zijn gezet. De gecertificeerde instelling is daarom nu van mening dat co-ouderschap niet (meer) haalbaar is.
[naam01] heeft lang genoeg in onzekerheid gezeten en zij moet weten waar ze aan toe is. Het zwaartepunt van het verblijf blijft liggen bij de pleegouders. De komende tijd kan gestart worden met de behandeling van [naam01] en de trajecten bij Ouderschap bij Scheiden en Middin. Mocht het in de toekomst mogelijk zijn om de omgangsregeling met de vader uit te breiden met een extra dag, dan is dat voor de gecertificeerde instelling bespreekbaar. Daarbij staat het belang van [naam01] te allen tijden voorop.

4.De standpunten van de vader en de pleegmoeder

4.1.
De vader heeft zich, bij monde van zijn advocaat, noodgedwongen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hoewel de vader de volledige zorg voor [naam01] het liefst op zich zou willen nemen, beseft hij dat dat op dit moment nog niet mogelijk is. De vader begrijpt dat het pleeggezin belangrijk is voor [naam01] . Wat de vader betreft zou [naam01] op termijn dan ook doordeweeks bij hem kunnen zijn en in het weekend bij de pleegouders. De vader kan zich ook vinden in een 50-50 verdeling, in de zin van een week op-week af regeling. Het is jammer dat de beoogde stappen nog niet zijn gezet. Voor de vader was de afgelopen periode nogal onduidelijk. De vader heeft jarenlang hulpverlening van Impegno ontvangen, maar dit werd stopgezet door de uitslag van zijn IQ-test. De begeleiding kan overgedragen worden aan Middin en de vader staat hier ook achter. Er heeft helaas nog geen startgesprek plaatsgevonden omdat de vader niet aanwezig kon zijn op de voorgestelde data. De vader wist niet dat van hem verwacht werd dat hij met een nieuw voorstel zou komen. Ten aanzien van de behandeling van [naam01] heeft de vader naar voren gebracht dat hij inmiddels wel heeft getekend. De vader staat achter de behandeling van [naam01] bij Write Junior. Ook zal de vader meewerken aan het traject Ouderschap bij Scheiden. De plannen om toe te werken naar co-ouderschap staan dus wel degelijk in de startblokken. De vader kan zich dan ook niet vinden in het opvoedbesluit van de gecertificeerde instelling, inhoudende dat co-ouderschap tussen de vader en de pleegouders niet meer mogelijk wordt geacht. De vader acht co-ouderschap nog steeds haalbaar. Ook acht de vader het noodzakelijk dat er bij een eventueel verlengingsverzoek een inhoudelijk advies van de Raad wordt gevraagd.
4.2.
De pleegmoeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [naam01] . Verder heeft de pleegmoeder aangegeven dat de communicatie met de vader nog steeds moeizaam verloopt. Er is weinig tot geen contact. De pleegmoeder zou het fijn vinden als er tijdens de overdrachtsmomenten contact is met de vader en zij informatie kunnen uitwisselen over [naam01] .

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Bij zowel de beschikking van 10 mei 2023 als de beschikking van 3 augustus 2023 zijn er door de kinderrechter kritische vragen gesteld over het opvoedbesluit van de gecertificeerde instelling. Dit opvoedbesluit hield in dat er toegewerkt werd naar een co-ouderschapsconstructie tussen de vader en de pleegouders. Het was de kinderrechter onvoldoende duidelijk waarom niet kon worden toegewerkt naar een volledige thuisplaatsing van [naam01] bij vader, gelet op de positieve ontwikkeling die de vader had doorgemaakt. De machtiging tot uithuisplaatsing is daarom telkens voor een korte periode verlengd en aangehouden voor het overige. De rechtbank constateert dat er op dit moment nog steeds onvoldoende zicht is op de opvoedvaardigheden van de vader. Er heeft weliswaar een gesprek plaatsgevonden over de inzet van hulpverlening, maar het is tot op heden niet gelukt om hiermee te starten. Uit de stukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken, blijkt dat er nu drie vormen van hulpverlening kunnen starten. Allereerst kan [naam01] beginnen met (trauma)behandeling bij Impegno. De vader kan starten met opvoedondersteuning bij Middin. Ten slotte kan het traject Ouderschap bij Scheiden van start gaan met als doel de verstandhouding tussen de vader en de pleegmoeder te verbeteren en ervoor te zorgen dat zij samen afspraken leren maken over [naam01] . In dat kader benoemt de rechtbank uitdrukkelijk dat zij het positief vindt dat zowel de vader als de pleegmoeder ter zitting hebben uitgesproken dat zij willen werken aan hun onderlinge communicatie en het normaliseren van het onderlinge contact. Nu de hulpverlening nog niet is gestart en de betrokkenen de tijd moeten krijgen om daadwerkelijk te kunnen profiteren van de hulpverlening, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd voor de verzochte duur, te weten tot 14 mei 2024. In de komende periode moet er wederom meer duidelijkheid komen over de vraag of een (volledige) thuisplaatsing van [naam01] bij de vader op termijn mogelijk zou zijn en, zo ja, hoe dat dan gerealiseerd moet worden.
5.3.
De rechtbank wijst er op dat, indien en voor zover de gecertificeerde instelling een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing bij de rechtbank indient, dat verzoek vergezeld dient te zijn van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming met betrekking tot de verlenging van die ondertoezichtstelling (zie artikel 1:265j lid 3 Burgerlijk Wetboek). De rechtbank verwacht in dat geval een inhoudelijk advies van de Raad, waarbij in wordt gegaan op de mogelijkheden van een (volledige) thuisplaatsing bij de vader. Het is te betreuren dat ondanks een uitdrukkelijk verzoek c.q. oproep daartoe van de rechtbank, de Raad de rechtbank tot op heden niet nader heeft geadviseerd en niet ter zitting van 6 oktober 2023 is verschenen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor netwerkpleegzorg tot 14 mei 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.A. Keulen, mr. C. de Jong-Kwestro en mr. T.M.M.P. Westbroek, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2023. De beslissing is op schrift gesteld op 20 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.