Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Bij e-mail van 8 juni 2018 heeft eiser verweerder verzocht om vergoeding van kosten van fysiotherapie in combinatie met sportmassage om zijn nek/onderrug te ontspannen. Bij besluit van 20 juli 2018 heeft verweerder dit verzoek afgewezen, onder verwijzing naar het advies van verzekeringsgeneeskundig adviseur R.G. Goedhard van 17 juli 2018.
2. Op 11 december 2018 heeft verweerder alsnog besloten de kosten vanwege fysiotherapie gedurende twee jaar aan eiser te vergoeden. Aan de basis daarvan heeft een gesprek tussen verweerder en eiser gelegen. Verweerder heeft de verzekeringsgeneeskundig adviseur niet opnieuw om advies gevraagd. Wel heeft verweerder vermeld dat een verzoek om verlenging van de vergoeding van deze kosten voor advies zou worden voorgelegd aan een verzekeringsarts.
3. Bij e-mail van 6 december 2021 heeft eiser verzocht om verlenging van de periode waarin de kosten vanwege fysiotherapie worden vergoed. A.M. Koop, verzekeringsarts ABP/SMO (hierna: de primaire verzekeringsarts) heeft informatie opgevraagd bij R. Janssen (hierna: Janssen). Bij brief van 31 maart 2022 heeft Janssen laten weten dat eiser van 23 maart 2017 tot januari 2019 en vanaf juni 2021 in zijn praktijk komt voor sporttherapie en dat de behandelingen die eiser krijgt rebalancen en triggerpoint therapie zijn. De primaire verzekeringsarts heeft in haar advies van 17 mei 2022 vermeld dat er geen indicatie is voor fysiotherapiebehandelingen conform het beleid, omdat er al vele sessies zijn geweest (zonder aanhoudend en blijvend effect).
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen medische indicatie is voor de behandelingen van fysiotherapie op basis van de dienstverbandaandoening van eiser. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het advies van de primaire verzekeringsarts van 17 mei 2022.
5. De (bezwaar)verzekeringsarts, R.G. Goedhard (hierna: de (bezwaar)verzekeringsarts) heeft op 28 oktober 2022 commentaar uitgebracht.
In dit commentaar heeft de (bezwaar)verzekeringsarts het beleid dat wordt gehanteerd weergegeven:
Voor behandeling bij een psychosomatisch fysiotherapeut is geen verwijzing nodig van een huisarts of specialist.
De behandeling van fysiotherapie bij psychische klachten komt alléén voor vergoeding in aanmerking als deze wordt verricht door een psychosomatisch fysiotherapeut.
De aanvraag dient te worden vergezeld van een gericht behandelplan, waarbij de verschillende domeinen uit het bio-psychosociale model worden meegenomen.
De behandeling dient te worden afgestemd op de complexiteit van de problematiek; geclassificeerd als laag – matig – hoog complexiteitsniveau.
4. Uit overwegingen van uniformiteit wordt het te vergoeden aantal behandelingen gebaseerd op het maximale aantal behandelingen voor hoog complexe problematiek. Dit houdt in maximaal
18sessies, gegeven in 2 tranches van maximaal 9 sessies. Na de eerste tranche is na een evaluatie een éénmalige verlenging van 9 sessies mogelijk. In veel gevallen is de behandeling met name ook gericht op de acceptatie van restklachten t.g.v. een psychogeen ontregeld autonoom zenuwstelsel.
5. Eventuele opfrissessies dienen worden beoordeeld op individuele indicatie.
Uit het beleid volgt volgens de (bezwaar)verzekeringsarts dat voor (spier)spanningsklachten als bij eiser geen indicatie bestaat voor een chronische behandeling door een fysiotherapeut. Uitgangspunt is namelijk dat de betrokkene tijdens de behandelsessies leert hoe hij er zelf voor kan zorgen dat de spanningsklachten afnemen, wegblijven of kunnen worden verminderd.
Verder heeft de (bezwaar)verzekeringsarts vermeld dat ‘rebalancen en triggerpoint therapie’ geen specifiek fysiotherapeutische behandelingen zijn en dat ze daardoor aangemerkt kunnen/moeten worden als alternatieve behandelingen. Een vergoeding daarvoor is op basis van het huidige (Defensie)beleid uitgesloten, aldus de (bezwaar)verzekeringsarts.
6. Op 2 februari 2023 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden waarbij onder meer eiser en (bezwaar)verzekeringsarts aanwezig waren.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder vermeld dat het beleid bij aanvragen om vergoeding van de kosten van fysiotherapie op grond van psychiatrische aandoeningen is beschreven in het commentaar van de (bezwaar)verzekeringsarts. Van de toepassing van beleid kan worden afgeweken indien dit voor de belanghebbende tot een onevenredig nadelig resultaat leidt. Verweerder is van mening dat hiervan in het geval van eiser geen sprake is. Aangezien de aanvraag van eiser betrekking had op behandelingen door een fysiotherapeut die niet werkzaam is als psychosomatisch fysiotherapeut is alleen al om die reden de aanvraag terecht afgewezen, aldus verweerder.
8. In het aanvullend verweerschrift heeft verweerder vermeld dat de behandelingen van eiser geen fysiotherapie zijn. Verweerder merkt daartoe op dat Janssen niet is geregistreerd als fysiotherapeut en zijn bedrijf volgens het bedrijvenregister actief is op het gebied van “overige paramedische praktijken (geen fysiotherapie en psychologie) en alternatieve genezers” en op bedrijvenpagina.nl is vermeld als sportmassage. Volgens het BMS-register van de Belangenvereniging BMS (Beroepsbeoefenaars in de Massage- en Sportverzorgingsbranche) is dit bedrijf actief in de branches sportmassage en sporttherapie.
Bij nader inzien stelt verweerder zich op het standpunt dat in deze zaak geen sprake is van fysiotherapiebehandelingen, zodat vergoeding van dergelijke behandelingen alleen al om die reden niet aan de orde kan zijn. Verweerder heeft vervolgens beoordeeld of de behandelingen die eiser ondergaat onder de noemer “alternatieve behandelingen” voor vergoeding in aanmerking zouden kunnen komen. Onder verwijzing naar de Regeling Ziektekostenverzekering Militairen, stelt verweerder zich op het standpunt dat dit niet het geval is.
9. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte zijn verzoek om verlenging van de periode waarin de kosten voor zijn behandelingen worden vergoed heeft afgewezen. Hij vindt dat het begrip fysiotherapie in de ruimste zin van het woord moet worden bekeken.
Eiser voert aan dat hij op grond van de Voorzieningenregeling recht op vergoeding van de kosten van zijn behandelingen, ook al is er daarvoor geen medische noodzaak. Ook op grond van sociaal-medische redenen kunnen deze kosten worden vergoed. Voor zover in de Voorzieningenregeling is bepaald dat de aangevraagde behandelingen noodzakelijk moeten zijn, is eiser van mening dat dit in strijd is met artikel 21 van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen. Eiser voert, onder verwijzing naar het advies van de Commissie van Advies Volledige Schadevergoeding (CAVS) van 6 november 2016 in zaaknummer 2016/112, verder aan dat verweerder is voorbijgegaan aan het doel van de Voorzieningenregeling, aangezien de Voorzieningenregeling volledig schade dekkend zou moeten zijn. Het beleid dat verweerder hanteert bij de uitleg van de Voorzieningenregeling, is voorts niet in overeenstemming met de bijzondere zorgplicht als bedoeld in artikel 5 van de Veteranenwet, aldus eiser.
Verder voert eiser aan dat verweerder het bestreden besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid. Eiser heeft geen keuring ondergaan en heeft geen vragen beantwoord die inzage geven in de huidige situatie.
Eiser is inmiddels gestopt met de behandelingen van Janssen omdat hij deze niet kan betalen. Het effect hiervan is dat de betrokkenheid in de relaties met zijn vrouw en kinderen onder druk staat en afneemt. Ook wordt het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer in toenemende mate een probleem. Naar zijn mening is er sprake zijn van ernstige bestaansverschraling en mogelijk psychische decompensatie.
Tot slot voert eiser aan dat het bestreden besluit in strijd is met het vertrouwensbeginsel en het verbod op willekeur. In het kader van de schadeafhandeling is wat betreft de vergoeding van de kosten voor fysiotherapie verwezen de Voorzieningenregeling. Verder heeft verweerder bij besluit van 11 december 2018 de vergoeding voor de kosten vanwege fysiotherapie wel - zonder keuring - toegekend, terwijl verweerder zich nu op het standpunt stelt dat de fysiotherapie niet nodig is en niet helpt.
10. De relevante regels zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Wat heeft eiser aangevraagd? Fysiotherapie.
11. De rechtbank stelt voorop dat het in deze procedure gaat om de aanvraag van eiser om verlenging van de vergoeding van kosten voor fysiotherapie. Het gaat dus niet om de vraag of eiser recht heeft op vergoeding van kosten voor een alternatieve therapie als rebalancen en triggerpointtherapie. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het standpunt van verweerder dat de behandelingen die eiser ondergaat zijn aan te merken als alternatieve behandelingen en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Kan fysiotherapie worden vergoed op grond van de Voorzieningenregeling? Ja, als er een medische noodzaak is.
12. Voor zover verweerder tijdens de zitting het standpunt heeft ingenomen dat fysiotherapie niet kan worden vergoed op basis van de Voorzieningenregeling, kan de rechtbank dat standpunt niet volgen. Naar haar oordeel kunnen de kosten van fysiotherapie van gewezen militairen wel degelijk op grond van de Voorzieningenregeling voor vergoeding in aanmerking komen en blijkt dit ook uit eerdere rechtspraak.Dan moet het, anders dan eiser betoogt, in beginsel gaan om behandelingen die noodzakelijk zijn ten gevolge van de invaliditeit. Weliswaar kunnen bepaalde voorzieningen op grond van artikel 3, aanhef en onder a, van de Voorzieningenregeling worden verleend indien de verstrekking daarvan in verband met sociaal-medische redenen aangewezen is, maar voor de kosten van geneeskundige verzorging geldt dat de behandelingen noodzakelijk moeten zijn ten gevolge van de invaliditeit (artikel 10a van de Voorzieningenregeling).
13. De rechtbank ziet, anders dan eiser, geen grond voor het oordeel dat het vereiste van een noodzaak in strijd is met artikel 21 van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen. Dit artikel legt weliswaar de basis voor een regeling op basis waarvan voorzieningen ter verbetering van de levensomstandigheden en geneeskundige verstrekkingen worden toegekend, waarbij niet expliciet is vermeld dat daarvoor een noodzaak moet bestaan, maar dit betekent niet dat in de Voorzieningenregeling geen voorwaarden kunnen worden gesteld aan de verstrekking daarvan.
14. De rechtbank overweegt voorts dat uit het advies van de CAVS van 6 november 2016 niet kan worden afgeleid dat het doel van de Voorzieningenregeling is dat alle gestelde schade op grond van die regeling moet worden vergoed. Gelet op artikel 2 van de Uitvoeringsregeling volledige schadevergoeding, houdt de rechtbank het ervoor dat bedoeld is dat voorzieningen op grond van de Voorzieningenregeling niet worden aangevuld op basis van de Uitvoeringsregeling volledige schadevergoeding.
15. De rechtbank ziet voorts geen grond voor het oordeel dat het door de (bezwaar)verzekeringsarts weergegeven beleid niet mocht worden gehanteerd. In de wetsgeschiedenis van het door eiser genoemde artikel 5 van de Veteranenwet is te lezen dat de veteraan, indien nodig, verzekerd moet zijn van blijvende zorg indien hij gezondheidsproblemen heeft die gerelateerd kunnen worden aan de uitzendervaring.Een beleid waarin uitleg wordt gegeven over wanneer zorg nodig is, is hiermee naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd.
Is er een medische noodzaak voor fysiotherapie? Nee.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, door te verwijzen naar het commentaar van de (bezwaar)verzekeringsarts van 28 oktober 2022, voldoende onderbouwd dat fysiotherapie voor eiser niet noodzakelijk is. Naar haar oordeel is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht. De (bezwaar)verzekeringsarts was aanwezig tijdens de hoorzitting waar eiser zijn klachten heeft toegelicht. Ook heeft hij het advies van de primaire verzekeringsarts bij zijn beoordeling betrokken, die informatie had opgevraagd bij Janssen. Eiser stelt weliswaar dat hij, anders dan waar de (bezwaar)verzekeringsarts van uit is gegaan, de door hem aangevraagde behandelingen nodig heeft en dat deze de nadelige gevolgen ten gevolge van zijn invaliditeit verminderen, maar hij heeft dit niet onderbouwd met medische stukken.
Had verweerder op grond van de hardheidsclausule de gevraagde vergoeding toch moeten toekennen? Nee.
17. Zoals eiser aanvoert, kan een betrokkene in bijzondere gevallen in aanmerking komen voor een voorziening, verband houdende met zijn invaliditeit, indien hierin niet door een andere regeling wordt voorzien (artikel 11 van de Voorzieningenregeling). Eiser heeft echter niet (met stukken) aannemelijk gemaakt dat sprake zou zijn van ernstige bestaansverschraling of psychische decompensatie als verweerder de gevraagde voorziening niet toekent. De stelling dat de behandelingen een voorwaarde zijn om te kunnen sporten en daardoor helpen om vader en echtgenoot te kunnen zijn en meer deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer is daarvoor onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat die stelling betrekking heeft op de behandelingen die hij heeft ondergaan, die naar het oordeel van de rechtbank niet als fysiotherapie aan te merken zijn.
Had verweerder op grond van het verbod op willekeur of het vertrouwensbeginsel toch de gevraagde vergoeding moeten toekennen? Nee.
18. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het verbod op willekeur of het vertrouwensbeginsel. Volgens eiser heeft de landsadvocaat in het kader van de schadeafhandeling wat betreft fysiotherapie naar de Voorzieningenregeling verwezen, maar dit betreft niet een concrete toezegging dat eiser daarvoor (onbeperkt) een vergoeding zou krijgen. Dat eerder een vergoeding is toegekend, betekent niet dat verweerder dit bij het bestreden besluit opnieuw moest doen. De eerdere vergoeding is voor twee jaar toegekend en eiser is medegedeeld dat hij een nieuw verzoek kon indienen als na twee jaar voortzetting noodzakelijk was.
19. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.