ECLI:NL:RBDHA:2023:16228

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
22/7519
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelage onregelmatige dienst bij deeltijd werken en verboden onderscheid naar arbeidsduur

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een militair werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee, en de Commandant der Koninklijke Marechaussee. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin haar verzoek om een duuraanspraak werd afgewezen. Eiseres stelt dat de huidige regeling voor de toelage onregelmatige dienst (TOD) een verboden onderscheid naar arbeidsduur maakt, omdat zij als deeltijdwerker geen aanspraak kan maken op de toelage, terwijl zij onregelmatige uren blijft werken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds haar deeltijdwerk geen aanspraak meer heeft op de toelage, terwijl de regelgeving, zoals vastgelegd in artikel 5 van de Regeling vergoeding voor overwerk, onregelmatigheid, beschikbaarheid en bereikbaarheid (VROB), een ondergrens van 600 punten hanteert. Eiseres heeft betoogd dat deze ondergrens ongerechtvaardigd is en dat zij recht heeft op een toelage naar rato van haar gewerkte uren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de regelgeving correct is toegepast en dat er geen ruimte is om van de 600 punten regel af te wijken.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het advies van het College van de Rechten van de Mens (CRM) niet bindend is en dat verweerder niet verplicht is om dit advies op te volgen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor de TOD, omdat zij niet het vereiste aantal punten heeft behaald. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7519

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
en

de Commandant der Koninklijke Marechaussee, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Zilverberg).

Inleiding

In het besluit van 27 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om een duuraanspraak afgewezen.
In het besluit van 25 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Voor verweerder is ook mr. [naam] verschenen, werkzaam bij de hoofddirectie personeel. Het onderzoek ter zitting is geschorst.
Bij bericht van 30 maart 2023 heeft verweerder een nadere reactie ingezonden. Bij bericht van 14 april 2023 heeft de gemachtigde van eiseres daarop gereageerd. Verweerder heeft bij brief van 4 mei 2023 weer gereageerd. De gemachtigde van eiseres deed dat op haar beurt weer op 17 mei 2023.
Geen van de partijen heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om opnieuw een zitting te houden. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is als militair werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee. Sinds eiseres deeltijd is gaan werken heeft zij geen aanspraak meer op de toelage onregelmatige dienst (toelage), terwijl zij nog steeds onregelmatige uren werkt. Volgens eiseres maakt verweerder met de huidige regeling voor het toekennen van de toelage een verboden onderscheid naar arbeidsduur. Het College van de Rechten van de Mens (CRM) heeft haar daarin bij oordeel van 13 januari 2022 gelijk gegeven. [1] Eiseres verzoekt de toelage naar rato aan haar toe te kennen.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder wijst op artikel 5 van de VROB [2] , Regeling vergoeding voor overwerk, onregelmatigheid, beschikbaarheid en bereikbaarheid (VROB), waarin een puntenwaardering wordt gehanteerd. In artikel 5, zevende lid, van de VROB is een ondergrens van 600 punten bepaald. De ondergrens wordt bij eiseres op de afdeling alleen behaald bij een voltijd werkende militair. Dat heeft er mee te maken dat een zeker mate van onregelmatigheid in de werktijden van een militair mag worden verwacht. De huidige regelgeving is op juiste wijze toegepast op eiseres. Voor de toekomst geeft verweerder wel mee dat er nieuwe regelgeving zit aan te komen maar daar wil verweerder niet op vooruit lopen. Het niet dwingende advies van het CRM legt verweerder naast zich neer.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres wijst er op dat het CRM heeft geoordeeld dat verweerder ongerechtvaardigd onderscheid maakt naar arbeidsduur. Dit is een zwaarwegend oordeel dat gevolgd zal moeten worden, tenzij er goede redenen worden gegeven dit niet te doen. Dat heeft verweerder nagelaten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres met de door haar gewerkte uren op minder dan 600 punten uit kwam. Het betoog van eiseres komt er op neer dat het minimum van 600 punten losgelaten zou moeten worden en haar naar rato een Toelage Onregelmatige Dienst (TOD) toegekend zou moeten worden. Daarvoor vindt eiseres steun in het advies van de CRM.
De rechtbank stelt voorop dat een advies van het CRM niet bindend is [3] . Met verweerder is de rechtbank verder van oordeel dat artikel 5 van de VROB geen ruimte laat om af te wijken van de 600 punten regel. De gegeven reden daarvoor is dat een zeker mate van onregelmatigheid in de werktijden van een militair mag worden verwacht. De rechtbank acht dit geen onredelijke uitleg. De stelling van eiseres dat zij naar rato ook onregelmatige werktijden heeft gehad klopt wel maar betekent niet dat aanspraak bestaat op de TOD. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht is het niet per definitie zo dat een deeltijder niet in aanmerking komt voor de TOD. Van belang is hoeveel uren een militair gewerkt heeft in de tijdvakken die veel punten opleveren. De uren tussen 18.00-24.00 leveren minder op dan de uren van 24.00-07.00. Zo kan ook een in deeltijd werkende militair in aanmerking komen voor de TOD, zolang hij maar genoeg punten heeft gehaald. Eiseres werkte drie dagen per week en niet tussen 24.00-07.00 en kon daarom het aantal van 600 punten niet halen. De rechtbank ziet, gelet hierop, in het advies van het CRM geen reden om te oordelen dat eisers, in afwijking van artikel 5 van de VROB, wel aanspraak heeft op een TOD.
5.1
Tijdens de zitting heeft verweerder aangegeven dat inmiddels sprake is van een interim regeling voor de TOD die per 1 januari 2023 geldt. Dit is een regeling die vooruitloopt op harmonisatie tussen de werkwijze TOD voor militairen met de werkwijze zoals die geldt voor het burgerpersoneel. Dat was weer een afspraak die voortvloeit uit het arbeidsvoorwaardenakkoord 2021-2023. Verweerder heeft dit arbeidsvoorwaardenakkoord en de berichten op intranet over de TOD desgevraagd aan de rechtbank overgelegd.
Daaruit maakt de rechtbank op dat de interim regeling er onder meer uit bestaat dat militairen met een puntenaantal tussen de 1 en 599 nog altijd geen aanspraak op TOD maken maar wel een vaste vergoeding van €78,- bruto per maand krijgen.
5.2
Eiseres is per 30 mei 2022 veranderd naar een functie waar geen TOD voor bestaat, waardoor de interim regeling voor haar niet geldt. Naar aanleiding van de schorsing heeft eiseres voorgesteld om haar naar analogie van de interim regeling €78,- bruto per maand toe te kennen voor alle maanden dat zij in haar vorige functie gewerkt heeft. Verweerder heeft laten weten daarvoor geen aanleiding te zien.
5.3
Evenals verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet valt onder de interim regeling die pas op 1 januari 2023 in werking is getreden zodat er geen verplichting bestaat eiseres als zodanig te behandelen. Ook verder is uit het arbeidsvoorwaardenakkoord niet op te maken dat de verandering in de TOD is ingegeven door een erkenning van verweerder dat de praktijk uit artikel 5 van de VROB onjuist is. Het is een afspraak die is voortgekomen uit het overleg over de arbeidsvoorwaarden met de bonden. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen afzien van analoge toepassing van de interim regeling op eiseres.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2023.
griffier
rechter
is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Oordeel 2022-3
2.Regeling vergoeding voor overwerk, onregelmatigheid, beschikbaarheid en bereikbaarheid
3.Zie uitspraak van de CRvB van 6 november 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG4569