ECLI:NL:RBDHA:2023:16294
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag
In deze zaak heeft Rama Shawesh op 27 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 30 mei 2023 heeft zij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 19 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. De rechtbank heeft op 24 augustus 2023 dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft opposante verzet ingesteld, dat op 9 oktober 2023 is behandeld. Zowel opposante als haar gemachtigde zijn niet ter zitting verschenen, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. J.P.M. Wuite.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was ingediend. In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was en of er reden is om aan te nemen dat het beroep niet-ontvankelijk was. Opposante betoogde dat er geen sprake was van een duidelijke uitkomst van het beroep, verwijzend naar verschillen in rechtspraak over WBV 2022/22 en de omstandigheden rondom de beslistermijn.
De rechtbank concludeert echter dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan haar eerdere oordeel. De verschillen in rechtspraak over WBV 2022/22 maken niet dat er redelijke twijfel bestond over de uitkomst van het beroep. De rechtbank handhaaft haar eerdere beslissing en verklaart het verzet ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.