3.4.Over de vraag of sprake is van gegronde vrees voor vervolging vanwege de geloofwaardig geachte identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser, heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat de algemene situatie in Somalië niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling zijn aan te merken in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk gerechtvaardigd moet vrezen voor vervolging. Evenmin heeft eiser volgens verweerder aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Aan eiser heeft verweerder daarom geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw 2000.
4. Eiser heeft zich in beroep gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag. Hij voert in beroep over het tweede element – de bedreigingen wegens eisers werk als examencontroleur – aan dat verweerder niet heeft onderkend dat de bedreigingen afkomstig zijn van Al-Shabaab. De gebeurtenissen in de periode van mei tot en met oktober 2019 passen volgens eiser in het beeld van rekrutering door Al-Shabaab zoals dat blijkt uit informatie uit algemene bronnen over Somalië. Het gaat dan onder meer om de anonimiteit van de bellers, het aanspreken van eiser als ‘moslimbroeder’ en het aanduiden van de overheid als ‘ongelovigen’. Daarbij wijst eiser erop dat overheidsscholen geregeld voorwerp zijn van aanslagen door Al-Shabaab. Dat zijn echtgenote de bedreigingen door Al-Shabaab niet heeft genoemd in het nadere gehoor over de asielaanvraag kan hem niet worden tegengeworpen volgens eiser, nu haar niet daarnaar is gevraagd. Voor het derde element – de problemen met de broer van zijn echtgenote – verwijst eiser naar de zienswijze die hij eerder in de procedure heeft ingediend. Over het eerste element voert eiser aan dat hij extra kwetsbaar is omdat zijn afkomst Reer Hamar is en hij geen clannetwerk heeft om op terug te vallen voor opvang en bescherming.
5. Op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is verweerder bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen, niet in behandeling te nemen, niet-ontvankelijk te verklaren dan wel buiten behandeling te stellen. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28, worden verleend aan de vreemdeling:
- die verdragsvluchteling is; of
- die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade, bestaande uit:
1º doodstraf of executie;
2º folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3º ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Mocht verweerder elementen 2 en 3 ongeloofwaardig achten?
6. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen de geloofwaardigheid van het eerste element – de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser – niet in geschil is, zodat dit geen beoordeling behoeft.
7. Over het tweede element – de bedreigingen wegens eisers werk als examencontroleur – begrijpt de rechtbank dat eiser zich erop beroept dat hij tot de risicogroep behoort die is genoemd in paragraaf C7, onder 30.3.2, van de Vreemdelingencirculaire. Voor zover hier van belang, is daarin neergelegd dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) als risicogroepen aanmerkt voor Zuid- en Centraal-Somalië personen die werken bij, of door Al-Shabaab geassocieerd worden met, de overheid, AMISOM of andere internationale actoren. Daarbij is vermeld dat een vreemdeling die afkomstig is uit een gebied dat niet onder controle staat van Al-Shabaab (inclusief Mogadishu) en die zich erop beroept dat hij door Al-Shabaab geassocieerd wordt met de overheid, AMISOM of andere internationale actoren dit aannemelijk moet maken. Daarnaast moet hij aannemelijk maken dat juist hij zal worden geconfronteerd met AlShabaab. De enkele terugkeer uit het Westen is daartoe onvoldoende.