ECLI:NL:RBDHA:2023:16418

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
NL23.13194
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag van Syrisch gezin met terugkeer naar Syrië

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers, een Syrisch gezin, tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen werden afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 april 2023, omdat verweerder meende dat eisers geen reëel risico op ernstige schade liepen bij terugkeer naar Syrië. Eisers, die van 2008 tot 2022 in Qatar woonden, hebben in hun asielrelaas aangegeven dat zij Syrië in 2008 hebben verlaten vanwege de oorlog en dat zij vreesden voor hun veiligheid en die van hun kinderen bij terugkeer. De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.13194
[v nummers]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum 1] 1967,

[eiseres] , eiseres,

geboren op [geboortedatum 2] 1980,
mede namens hun minderjarige kinderen:

[dochter]

geboren op [geboortedatum 3] 2009,

[zoon]

geboren op [geboortedatum 4] 2015,
allen van Syrische nationaliteit, samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. A.E. Martinez Linnemann),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

( [gem. verweerder] ).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw [1] 2000.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 24 april 2023 deze aanvragen in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.3
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, mevrouw [naam] als tolk in de Arabische taal en de gemachtigde van verweerder.

Asielrelaas

2.1
Eisers hebben op 23 december 2022 de asielaanvragen ingediend. Aan deze aanvragen hebben eisers ten grondslag gelegd dat zij in 2008, voor het uitbreken van de oorlog, hun geboorteland Syrië hebben verlaten. Zij hebben van 2008 tot 2022 in Qatar gewoond vanwege het werk van eiser. Omdat hij niet meer bij zijn werkgever in Qatar kon werken, konden eisers niet langer in Qatar blijven. Eiser is voor de laatste keer in 2022 teruggekeerd naar Syrië om te kijken hoe de situatie daar was. Hij kwam toen tot de conclusie dat zijn gezin daar geen goed leven kan leiden. Terugkeren naar Syrië vinden eisers niet verstandig vanwege de oorlog, het gebrek aan veiligheid, vrees voor de autoriteiten, het gebrek aan basisbehoeften en vanwege de toekomst van de kinderen.
2.2
Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder het relevante element ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’. Het asielrelaas van eiser bevat daarnaast ook het relevante element ‘problemen wegens atheïsme’.
2.3
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. Verweerder stelt echter dat dit element niet is te herleiden tot één van de gronden uit het Vluchtelingenverdrag [2] . Daarnaast is volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eisers een reëel risico op ernstige schade lopen bij terugkeer naar Syrië. Eisers zijn geen actieve aanhangers van het regime en lopen daarom in beginsel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. Uit individuele feiten en omstandigheden is echter gebleken dat dit voor eisers niet geldt. Eisers zijn in de jaren 2008 tot en met 2022 vrijwel jaarlijks vrijwillig vanuit Qatar teruggekeerd naar Syrië wegens familiebezoek, ondanks de oorlogssituatie. Dit doet volgens verweerder afbreuk aan de vrees voor ernstige schade. Eisers konden bijna elk jaar voor een periode van enkele weken tot een maand zonder problemen in Syrië verblijven. Ook hebben zij geen problemen ondervonden tijdens het in- en uitreizen van Syrië. Daarnaast hebben zij hun paspoorten in 2017 en 2019 laten vernieuwen in Syrië en ook daarbij hebben zij geen problemen ondervonden.
2.4
Verweerder heeft daarnaast het relevante element ‘problemen wegens atheïsme
geloofwaardig geacht voor eiser. Maar volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Syrië heeft te vrezen vanwege zijn atheïstische levensovertuiging. De problemen die eiser heeft ondervonden zijn geen problemen die onder vervolging vallen. Uit het Algemeen Ambtsbericht van Syrië [3] blijkt wel dat sprake kan zijn van sociale uitsluiting van atheïsten als zij zich actief uiten als zodanig. Eiser heeft echter niet inzichtelijk gemaakt of en hoe hij zich zou willen uiten als atheïst. Daarnaast is geen sprake van systematische vervolging of discriminatie op basis van religie in Syrië.

Beoordeling door de rechtbank

3.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de zogenaamde beroepsgronden.
3.2
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1
De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van het algemene beleid bij vreemdelingen afkomstig uit Syrië aanneemt dat zij bij of na terugkeer naar Syrië vanuit het buitenland een reëel risico lopen op ernstige schade. Op grond van dit beleid komt daarom in beginsel iedere vreemdeling uit Syrië die in Nederland asiel aanvraagt in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw 2000. Op grond van paragraaf C7.33 van de Vc [4] 2000 kan verweerder van dit algemene uitgangspunt echter afwijken als de vreemdeling een actieve aanhanger is van het regime, of als uit de individuele feiten en omstandigheden is gebleken dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is in het bijzonder sprake indien betrokkene na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië.
4.2
Het beleid van verweerder is dus gebaseerd op het algemene uitgangspunt dat Syrië onveilig is, en dat Syriërs die terugkeren een reëel risico lopen op ernstige schade. Indien verweerder reden ziet om van dit algemene beleid af te wijken, dan is het aan verweerder om voldoende te stellen en te onderbouwen waarom deze afwijking gerechtvaardigd is. Het is immers verweerder die het uitzonderingsbeleid heeft opgesteld en die zich hierop beroept. De bewijslast omtrent de vraag of in een specifiek geval aan een uitzonderingsgrond is voldaan ligt dus bij verweerder. Omdat het gaat om het terugsturen van vreemdelingen naar een land dat als onveilig wordt aangemerkt ligt de lat voor het voldoen aan dit bewijs hoog. Door te stellen dat het aan eisers is om aannemelijk te maken dat zij bij terugkeer naar Syrië geen reëel risico lopen, gaat verweerder uit van een verkeerde bewijslastverdeling. In die zin bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder te weinig contra-indicaties heeft gesteld en onderbouwd die rechtvaardigen dat er in het geval van eisers een uitzondering kan worden gemaakt op het algemene landenbeleid. Verweerder heeft niet uitgelegd waarom terugkeren voor familiebezoek van enkele weken tot een maand per jaar betekent dat eisers geen reëel risico lopen op ernstige schade indien zij zich permanent zouden vestigen in Syrië. Eisers hebben aangevoerd dat zij tijdens het familiebezoek steeds op één plek bij familie verbleven. Vanwege de onveiligheid zijn zij niet naar andere plekken gereisd. De rechtbank ziet een verschil tussen het tijdelijk verblijven op één plek en het permanent vestigen in een land. Bijvoorbeeld, indien eisers gezin zich permanent in Syrie vestigt, zullen de gezinsleden moeten reizen naar school en werk. Uit de landeninformatie en de update van Vluchtelingenwerk [5] die is overgelegd door eisers blijkt dat het gevaar in Syrië schuilt in onvoorspelbaarheid en willekeur. Eisers hebben in dit kader verklaard dat met name personen zoals zij die in het buitenland hebben gewoond, gevaar lopen voor kidnapping omdat vermoed wordt dat zij vermogend zijn. Eisers hebben bovendien verklaard dat zij voor het laatst in 2018 met het gehele gezin naar Syrië zijn gegaan. Daarna zijn eiser en eiseres alleen nog afzonderlijk, zonder kinderen, op familiebezoek geweest. Verweerder heeft nagelaten te stellen waarom uit de (korte) bezoeken die hebben plaatsgevonden kan worden afgeleid dat eisers nu, in 2023, geen risico op ernstige schade lopen.
4.4
Bovendien geldt dat verweerder in een soortgelijke zaak, met nummer NL22.4895, hoger beroep heeft ingesteld. Verweerder heeft het hoger beroepschrift in deze procedure overgelegd. Daarin stelt verweerder dat een korte verblijfsduur in Syrië in het algemeen geen sterke aanwijzing zal opleveren dat (herhaalde) terugkeer zonder risico op ernstige schade kan plaatsvinden. Dit is volgens verweerder anders als er tijdens het kortdurende verblijf sprake is geweest van veelvuldige contacten met de centrale autoriteiten zonder dat dit tot problemen heeft geleid. Verweerder heeft in deze zaak niet gesteld of onderbouwd dat er sprake is geweest van veelvuldig contact met de centrale autoriteiten in Syrië. Het enkele contact bij het in- en uitreizen en het eenmalig laten vernieuwen van een paspoort acht de rechtbank daarvoor onvoldoende.
4.5
Verweerder heeft ook los daarvan waarde gehecht aan het feit dat eisers meerdere keren legaal Syrië in- en uit hebben kunnen reizen via de grens met Libanon. Verweerder miskent hiermee dat eisers hebben verklaard dat zij Syrië wel in en uit konden reizen, maar dat zij hiervoor de grenswachten moesten laten omkopen door de bestuurder van de auto. Ter zitting is door de gemachtigde van eisers daarnaast aangevoerd dat er een groot verschil bestaat tussen controle door autoriteiten aan de grens tussen Libanon en Syrië en controle door de autoriteiten bij aankomst in Syrië via de internationale luchthaven. Indien eisers terug moeten keren naar Syrië zal dat volgens hen via de internationale luchthaven gebeuren. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom deze grensoverschrijdingen, ondanks de omkopingen, een indicatie vormen dat er veilig teruggekeerd kan worden naar Syrië. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een mogelijkheid tot in- en uitkeer op zichzelf niet noodzakelijkerwijs iets zegt over de algemene veiligheidssituatie van een land.
4.6
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen [6] , heeft artikel 3 van het IVRK [7] rechtstreekse werking in zoverre het ertoe strekt, dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het desbetreffende kind dienen te worden betrokken. De bestuursrechter dient daarom te toetsen of het bestuursorgaan zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van het kind en bij de uitoefening van zijn bevoegdheden binnen de grenzen van het recht is gebleven. Deze toets heeft een terughoudend karakter. Het bestreden besluit van 24 april 2023 geeft er geen blijk van dat verweerder zich, bezien in het licht van artikel 3 van het IVRK, onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van de kinderen.

Conclusie en gevolgen

5 Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van maximaal zes weken.
6 Omdat het beroep gegrond is krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 24 april 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. Buyne, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet.
2.Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76).
3.Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2022, 15 juni 2022.
4.Vreemdelingencirculaire.
5.Vluchtelingenwerk Nederland, Landeninformatiebrief, 13 juni 2023 en Vluchtelingenwerk Nederland, Update 2023 nr. 10, 16 maart 2023 Jaargang 29.
6.Onder meer bij uitspraken van 7 februari 2012 in zaak nr. 201103064/1/V2 en 23 augustus 2012 in zaak nr. 201100449/1/V1.
7.Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind.