ECLI:NL:RBDHA:2023:16424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
C/09/616157 / FA RK 21-5274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap en eigendom van een appartement in Marokko

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 oktober 2023, wordt de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een vrouw en een man behandeld. De vrouw heeft een verzoek ingediend met betrekking tot de eigendom van een appartement in Marokko, dat zij stelt buiten de gemeenschap te vallen. De rechtbank oordeelt dat het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten aanvankelijk werd beheerst door Marokkaans recht, maar dat dit is gewijzigd toen de vrouw de Nederlandse nationaliteit verkreeg. De rechtbank stelt vast dat de eigendom van het appartement op de peildatum nog niet was overgedragen aan de broer van de vrouw, waardoor het appartement deel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank bepaalt dat de vrouw de man een bedrag van € 10.000 moet betalen in verband met de waarde van het appartement, en dat de man de vrouw € 2.078 moet betalen voor de auto. Daarnaast moeten beide partijen elkaar inzicht geven in hun bankrekeningen en schulden per peildatum. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om het appartement als haar eigendom te verklaren af, en stelt dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap nog niet kan plaatsvinden totdat partijen meer informatie hebben verstrekt over hun financiële situatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-5274 (scheiding) en FA RK 22-2880 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/616157 (scheiding) en C/09/629044 (verdeling)
Datum beschikking: 31 oktober 2023

Scheiding

Beschikking op het op 30 juli 2021 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. Salhi te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de man,
wonende in [woonplaats02] ,
advocaat: mr. M.J. Zennipman te ’s-Gravenhage (voorheen: mr. A. Bozbey).

Procedure

Bij beschikking van [beschikkingsdatum01] 2022 van deze rechtbank is, voor zover hier van belang:
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw bepaald;
  • een zorgregeling tussen de minderjarige kinderen en de man bepaald;
  • een door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige kinderen bepaald;
  • het huurrecht van de voormalige echtelijke woning aan de vrouw toegekend;
  • iedere verdere beslissing over de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- de brief van 31 januari 2023, met bijlagen, namens de vrouw;
- de brief van 25 april 2023, met bijlagen, namens de man;
- de brief van 11 september 2023, met bijlagen, namens de vrouw.
Beide partijen hebben hun verzoeken met betrekking tot hun huwelijksvermogen aangepast.
De vrouw verzoekt nu:
- de afwikkeling van het huwelijksvermogen als volgt vast te stellen:
a. primair te bepalen dat het appartement te [plaats01] genaamd “ [appartement01] ” met vastgoedakte nummer [nummer01] buiten de gemeenschap valt;
b. subsidiair te bepalen dat aan de vrouw het appartement te [plaats01] alsmede de daaraan gekoppelde lening bij de broer van de vrouw, aan de vrouw toekomt zonder nadere verrekening met de man;
- De verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast te stellen:
c. aan de man toe te delen zijn aandeel in de nalatenschap van zijn overleden vader, onder verrekening van de helft van de getaxeerde waarde daarvan met de vrouw;
d. aan de man toe te delen de auto met kenteken [kenteken01] , onder verrekening van de helft van de waarde daarvan, te weten € 2.2077,50 met de vrouw;
e. aan de man toe te delen de Marokkaanse bankrekeningen, onder verrekening van de helft van het saldo per de peildatum met de man;
f. aan de man toe te delen de bankrekening van de man, onder verrekening van de helft van het saldo per de peildatum met de vrouw;
g. aan de vrouw toe te delen de bankrekening van de vrouw, onder verrekening van de helft van het saldo per de peildatum met de vrouw;
h. vast te stellen dat partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn voor de gemeenschapsschulden aanwezig op de peildatum van verdeling;
een en ander voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De man verzoekt nu:
  • te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag van € 10.000,00 dient te voldoen met betrekking tot het appartement te [plaats01] , genaamd [appartement01] ;
  • het verzoek van de vrouw dat aan de vrouw het appartement te [plaats01] alsmede de daaraan gekoppelde lening bij de broer van de vrouw, aan de vrouw toekomt zonder verrekenen, geheel en integraal af te wijzen;
  • te bepalen dat de vrouw voor de helft draagplichtig is voor de schulden zoals de man heeft omschreven en ook heeft aangegeven bij roljournaal d.d. 4 mei 2022;
  • te bepalen dat de man een bedrag van € 250,00 aan de vrouw dient te voldoen in verband met auto kenteken [kenteken01] ;
  • de overige verzoeken van de vrouw geheel en integraal af te wijzen in verband met onvoldoende bewijs;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Op 22 september 2023 is de behandeling op de zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en [tolk01] als tolk en de man met zijn advocaat en [tolk02] als tolk

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
In de vorige beschikking heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
Verdeling huwelijksgoederengemeenschap
De man verzoekt te bepalen dat de huwelijksgoederengemeenschap van partijen verdeeld zal worden. Hij stelt zich op het standpunt dat Nederlands recht op de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk tussen partijen van toepassing is op grond van artikel 4 lid 1 Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 (eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats) dan wel artikel 7 lid 2 van dat verdrag (de datum waarop de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen).
De man stelt dat de volgende bestanddelen voor verdeling in aanmerking komen:
- woning in [plaats01] in Marokko
- auto van partijen
- inboedel
- bankrekeningen van partijen
- schuld [lening verstrekker01]
- schuld belastingdienst
- schuld gemeente [plaats02]
- schuld [bank01]
De man verzoekt te bepalen dat de vrouw € 10.000 aan hem zal vergoeden in verband met de woning in [plaats01] , dat hem uit de inboedel een aantal zaken worden toegedeeld (koelkast, magnetron, helft servies/pannen/bestek, Marokkaanse zithoek en televisie) en dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is voor de schulden.
De vrouw stelt dat het verzoek van de man moet worden afgewezen, omdat Marokkaans huwelijksvermogensrecht van toepassing is op grond van artikel 4 lid 2 Haags Huwelijksvermogensverdrag (gemeenschappelijke nationaliteit ten tijde van de huwelijkssluiting) zodat geen sprake is van een huwelijksgoederengemeenschap. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat op grond van artikel 7 lid 2 Haags Huwelijksvermogensverdrag pas 10 jaar na de vestiging van de vrouw in Nederland bij de man Nederlands recht van toepassing is geworden. De woning in Marokko is voor die tijd dankzij een lening van de broer van de vrouw door haar verkregen zodat deze buiten de gemeenschap valt. Indien de woning wel in een huwelijksgoederengemeenschap zou vallen, maakt daarvan ook deel uit een schuld aan haar broer.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Partijen zijn op [datum huwelijk01] 2003 in Marokko gehuwd. Op dat moment had de man de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit en de vrouw de Marokkaanse nationaliteit. De vrouw verblijft volgens het BRP sinds 25 februari 2004 in Nederland. De vrouw heeft zich dus niet binnen zes maanden na sluiting van het huwelijk in Nederland gevestigd. Nu noch door de man, noch door de vrouw is gesteld dat zij hun vermogensrechtelijke verhouding ten tijde van de huwelijkssluiting geregeld hebben door aan te wijzen aan welk recht deze onderworpen is, is de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting, dan wel kort daarna, bepalend voor het tussen de echtgenoten geldende huwelijksgoederenregime. Het huwelijksgoederenregime van de echtgenoten werd derhalve ten tijde van het aangaan van het huwelijk beheerst door Marokkaans recht.
Het toepasselijk recht is echter gewijzigd doordat de vrouw zich alsnog in Nederland heeft gevestigd en wel met ingang van het moment waarop de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen dan wel 10 jaar na het moment waarop partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland verkregen. De rechtbank is niet geïnformeerd over het moment waarop de vrouw het Nederlanderschap heeft verkregen.
Partijen zijn het erover eens dat op de peildatum voor de datum indiening verzoekschrift de vrouw de eigendom had van een appartement in [plaats01] met een waarde van ongeveer
€ 20.000. Partijen hebben ieder een verschillende lezing van de achtergrond van de verkrijging door de vrouw van dit appartement en de eventuele daarmee samenhangende schuld aan de broer van de vrouw. Partijen hebben ter onderbouwing van hun stellingen over en weer echter geen nadere stukken overgelegd.
Het vorengaande brengt de rechtbank ertoe partijen in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over het moment waarop de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen en hun stellingen over en weer met betrekking tot de echtelijke woning. Het ligt op de weg van de vrouw de rechtbank als eerste te informeren over het moment van verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door haar en het moment van verkrijging van de woning en het bestaan van en het moment van ontstaan van de schuld aan haar broer of andere zaken die volgens haar tot het rechtsgevolg moeten leiden dat de woning in [plaats01] niet in een huwelijksgoederengemeenschap valt. De vrouw krijgt daartoe een termijn van 3 maanden. De vrouw dient deze stukken op die datum aan de rechtbank en de wederpartij over te leggen voorzien van een toelichting van maximaal 3 pagina’s. De man krijgt vervolgens een termijn van 3 maanden om daarop te reageren in maximaal 3 pagina’s, desgewenst voorzien van onderbouwende stukken. De rechtbank zal de verdelingsverzoeken in afwachting daarvan pro-forma aanhouden tot een datum gelegen 6 maanden na deze beschikking. Vervolgens zal de rechtbank de voortgang van de zaak beoordelen: of dat de zaak daarna schriftelijk op de stukken zal worden afgedaan of dat een nieuwe zitting nodig is.
Huwelijksvermogensregime
Gebleken is dat de vrouw op [datum01] 2011 de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten werd daarom vanaf die datum beheerst door Nederlands recht. Gesteld nog gebleken is dat de vermogensbestanddelen waarover partijen twisten van vóór die datum dateren, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat alle vermogensbestanddelen in de gemeenschap van goederen vallen.
Omvang huwelijksgoederengemeenschap
Partijen zijn het erover eens dat op de peildatum, 30 juli 2021, in ieder geval een auto deel uitmaakte van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen. De waarde van die auto houdt partijen verdeeld zodat de rechtbank daar een oordeel over zal geven.
In geschil is of een appartement in [plaats01] deel uitmaakt van de gemeenschap. Datzelfde geldt voor het door de vrouw gestelde aandeel van de man in de nalatenschap van zijn vader. De rechtbank zal dat hierna beoordelen.
Uit de op dit punt niet weersproken verzoeken van de vrouw leidt de rechtbank af dat een aantal niet nader gespecificeerde bankrekeningen deel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap.
Partijen zijn het niet eens over welke schulden deel uitmaken van hun huwelijksgoederengemeenschap. Grootste twistpunt is of een schuld van de vrouw aan haar broer, die zou samenhangen met het appartement in [plaats01] , in de gemeenschap valt. De rechtbank zal een en ander hierna beoordelen.
Het appartement in [plaats01] ( [appartement01] ) en de schuld aan de broer van de vrouw
Volgens de vrouw heeft zij in 2009 dit appartement willen kopen. De vader van de man heeft voor haar een aanbetaling gedaan en omdat de vrouw op dat moment niet naar Marokko kon reizen, is het appartement op [datum02] 2009 op naam van de vader van de man komen te staan. De broer van de vrouw was bereid haar geld te lenen voor de aankoop van het appartement en daartoe heeft hij haar in augustus 2013 een bedrag van MAD 200.000 geleend. Na het overlijden van de vader van de man is het appartement op 21 november 2016 overgedragen aan de man zodat het geen deel meer uitmaakte van de nalatenschap van de vader van de man. De man heeft het appartement op 10 augustus 2017 zonder vergoeding aan de vrouw overgedragen. Omdat de vrouw de lening aan haar broer niet kon aflossen, heeft zij op 28 juli 2021 het appartement overgedragen aan haar boer waarbij haar finale kwijting is verleend voor de lening. Nu 28 juli 2021 voor de peildatum is gelegen, maakte het appartement geen deel uit van de huwelijksgoederengemeenschap.
De man weerspreekt deze lezing van de vrouw en stelt dat hij het appartement heeft verkregen uit de nalatenschap van zijn vader. Hij heeft het appartement in 2017 overgedragen aan de vrouw omdat zij bang was dat de kinderen uit een eerder huwelijk het zouden opeisen mocht hij komen te overlijden. Volgens de man maakt het appartement wel deel uit van de huwelijksgoederengemeenschap omdat de overdracht op 28 juli 2021 nog niet was voltooid.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het appartement op de peildatum nog eigendom was van de vrouw en daarmee deel uitmaakte van de huwelijksgoederengemeenschap, of dat de eigendom op dat moment al was overgegaan naar haar broer. De vraag naar de eigendom wordt beoordeeld naar Marokkaans recht nu het appartement in Marokko ligt. Volgens Marokkaans recht wordt geregistreerde eigendom gekenmerkt door de registratie, de procedure en de publicatie met bewijsrechtelijk effect. De titel (eigendom) gaat over door de registratie. Er zijn twee parallelle systemen betreffende de rechten op onroerende zaken, namelijk de inschrijving in het kadaster (ANCFCC) en de traditionele wijze van overdracht en registratie met medewerking van de “adoul”. Een adoul (een door de minister van justitie benoemde persoon bij de afdeling notariaat van een rechtbank) treedt op als officiële getuige bij het verrichten van rechtshandelingen en maakt daarvan ten bewijze een schriftelijke akte op. De rechtsgeldigheid van een akte wordt vervolgens verkregen door homologatie door de rechter, die ook verantwoordelijk is voor de registratie van de verschillende aktes in één van de vier registers (persoonlijke rechten op onroerende zaken, voor nalatenschappen, voor huwelijken en voor overige akten). [1]
Uit de door de vrouw overgelegde notariële akte (bijlage 5 bij brief van 31 januari 2023) leidt de rechtbank af dat sprake is van een overdracht en registratie met medewerking van een adoul. De rechtshandeling waarbij de vrouw ten gunste van haar broer afstand heeft gedaan van het appartement, heeft in aanwezigheid van de beroepsgetuigen plaats gevonden op 28 juli 2021. In de akte staat echter vermeld dat deze overdracht is geregistreerd in Financiën [plaats01] op 2 augustus 2021, derhalve na de peildatum. Nu naar Marokkaans recht pas met deze registratie de eigendom is overgegaan, maakt het appartement deel uit van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen.
De vrouw stelt dat als de rechtbank oordeelt dat het appartement deel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap, ook de schuld aan haar broer daarvan deel uitmaakt. De man betwist het bestaan van deze schuld.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw, gelet op de gemotiveerde betwisting door de man, het bestaan van deze schuld onvoldoende heeft onderbouwd. De schuldbekentenis die de vrouw heeft overgelegd, rept niet van een verband met de aanschaf van een appartement of woning. Bovendien kan de rechtbank de verklaring van de vrouw niet volgen dat de broer een lening zou hebben verstrekt in 2013 met als doel de woning op haar naam te krijgen. De vader van de man heeft de woning immers in 2009 gekocht. In 2016 is de woning op naam van de man gezet. Het zou begrijpelijk zijn geweest als de vrouw op één van die momenten daarvoor geld had geleend, maar de vrouw heeft niet nader toegelicht waarom zij in 2013 met dat doel geld bij haar broer zou hebben geleend. Bovendien betoogt de vrouw dat het appartement in 2016 op naam van de man is gesteld en reeds daarvoor geen deel uitmaakte van de nalatenschap van de vader van de man. De rechtbank begrijpt de vrouw aldus dat het appartement buiten de nalatenschap van de vader van de man viel omdat zij het met behulp van de lening van haar broer al van hem had gekocht, maar dat dat nog niet was geregistreerd. In de door de vrouw overgelegde notariële akte staat echter nadrukkelijk vermeld dat het te vervreemden appartement de erfgenamen toekomt als erfdeel. In de door de vrouw overgelegde deponeringsverklaring (bijlage 5 bij brief 31 januari 2023) zou wellicht kunnen worden afgeleid dat de vrouw met de overdracht van het appartement aan haar broer een schuld heeft voldaan, maar een verklaring als deze wordt opgemaakt op basis van wat betrokkenen mededelen zodat de rechtbank daar slechts beperkt waarde aan kan hechten. Nu de vrouw ook geen andere stukken heeft overgelegd waaruit het bestaan van de schuld blijkt, zoals een overboeking waaruit blijkt dat de broer van de vrouw haar daadwerkelijk het betreffende bedrag ter beschikking heeft gesteld, kan de rechtbank niet vaststellen dat de door de vrouw genoemde lening deel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap.
Gelet op het vorengaande en nu partijen het eens zijn dat de waarde van het appartement in [plaats01] € 20.000 bedraagt, zal de rechtbank bepalen dat de vrouw in dit kader bij de nog tot stand te komen verdeling € 10.000 aan de man moet betalen.
Aandeel man in de nalatenschap van zijn vader
De vrouw heeft een verklaring van erfrecht betreffende de nalatenschap van de op [datum overlijden01] 2016 overleden vader van de man overgelegd (bijlage 11 bij brief van 31 januari 2023). Daaruit volgt dat de man voor 14/104e deel gerechtigd is in die nalatenschap. De vrouw heeft voorts een groot aantal aktes overgelegd waaruit blijkt dat tot deze nalatenschap een zevental onroerende zaken behoren. Ook heeft de vrouw recente verklaringen van de “conservateur van onroerende zaken te [plaats01] ” (bijlage 12 bij brief van 31 januari 2023) overgelegd, waaruit blijkt dat de man samen met de mede-erfgenamen op dat moment nog steeds rechthebbende is op het betreffende onroerend goed. Reeds om die reden faalt het verweer van de man dat hij geen rechten meer kan ontlenen aan de verklaring van erfrecht omdat hij met het verkrijgen van het appartement kort na het overlijden van zijn vader in 2016 reeds zijn aandeel heeft verkregen. De man dient derhalve het door de vrouw genoemde onroerend goed te laten taxeren door een door de vrouw aan te wijzen taxateur, waarna de hoogte van het aandeel van de man in de nalatenschap kan worden bepaald. De vrouw heeft vervolgens recht op de helft van dat bedrag. De kosten van de taxaties dienen partijen bij helfte te dragen.
Bankrekeningen
Volgens de vrouw hebben partijen zowel Nederlandse als Marokkaanse bankrekeningen. De man heeft dat niet weersproken. Partijen dienen elkaar over en weer inzicht te geven in de saldi per peildatum, voor zover het gezamenlijke rekeningen betreft afspraken te maken wie welke rekening toegedeeld krijgt en de saldi te verrekenen.
De auto
In de beschikking voorlopige voorzieningen van 27 oktober 2021 is bepaald dat de man aan de vrouw de privé auto van partijen tot haar dagelijks gebruik beschikbaar zal stellen. Niet weersproken is dat de man de auto heeft achtergehouden. De rechtbank zal op grond van de redelijkheid en billijkheid voor de vaststelling van de waarde van de auto afwijken van de peildatum en de waarde vaststellen op de datum van de voorlopige voorzieningen (27 oktober 2021) in plaats van de datum verdeling. Daarmee is niet meer relevant of de auto naderhand ernstige schade heeft opgelopen, zoals de man stelt, of niet. De vrouw heeft een uitdraai van Kenteken Check (bijlage 7 bij brief van 31 januari 2023) overgelegd gedateerd op 29 januari 2023, derhalve ruim een jaar na de voormelde datum. Daaruit blijkt een handelswaarde per 29 januari 2023 van € 3.155,00 en een aankoop adviesprijs van € 4.155,00. De rechtbank ziet aanleiding om voor de waardebepaling van deze auto per 27 oktober 2021 aansluiting te zoeken bij de aankoop adviesprijs van ruim een jaar later zodat de rechtbank de waarde vaststelt op € 4.155,00. De rechtbank zal bepalen dat de man in dit kader bij de nog tot stand te komen verdeling € 2.078,00 aan de vrouw moet betalen.
Schulden
Zoals hiervoor al is overwogen is de rechtbank van oordeel dat in deze procedure niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een schuld van de vrouw aan haar broer van MAD 200.000 die deel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap.
Ten aanzien van de leningen die de vrouw stelt te hebben bij familieleden geldt dat de rechtbank van oordeel is dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat deze schulden werkelijk bestaan. De vrouw heeft weliswaar onderhandse verklaringen overgelegd, maar geen bewijs van ontvangst van de geleende gelden en evenmin een opeenvolgende serie afbetalingen zoals in de verklaringen bepaald.
Wat de overige schulden van partijen betreft geldt dat geen van partijen een onderbouwing heeft gegeven van de hoogte van de schulden, zodat de rechtbank volstaat met het volgende.
Schulden komen niet voor verdeling in aanmerking omdat een schuld geen goed is zoals bedoeld in artikel 3:182 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verder is het niet mogelijk om wijzigingen aan te brengen in de aansprakelijkheid van beide (ex-)echtgenoten tegenover schuldeisers zoals dat is geregeld in artikel 1:102 BW.
In de onderlinge verhouding tussen de echtgenoten geldt op grond van artikel 1:100 BW het volgende. Voor zover bij de ontbinding van de gemeenschap de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, worden deze schulden door beide (ex)echtgenoten voor een gelijk deel gedragen, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid – mede in verband met de aard van de schulden – een andere draagplicht voortvloeit. Als één van de (ex)echtgenoten wordt aangesproken door een schuldeiser en hierdoor meer heeft bijgedragen in de schuld dan het gedeelte dat hem of haar aangaat, dan heeft hij of zij voor dit meerdere op grond van artikel 6:10 BW een regresrecht op de andere (ex)echtgenoot.
Het is daarmee aan partijen zelf om elkaar over en weer inzicht te verstrekken in de hoogte van de schulden per peildatum, wat zij daarop ieder hebben afgelost en hoe hoog de regresvordering is die daaruit voortvloeit.
Toewijzing verzoeken?
Uit het vorenstaande vloeit voort dat de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen niet vast staat. De huwelijksgoederengemeenschap kan derhalve nog niet verdeeld worden. Partijen dienen elkaar over en weer inzage te geven in de banksaldi per peildatum en de man dient het onroerend goed uit de nalatenschap te laten taxeren. Daarna kunnen partijen berekenen wat zijn over en weer aan elkaar verschuldigd zijn. Deze bedragen kunnen zij met elkaar verrekenen. De rechtbank zal aldus de wijze van verdelen bepalen en het meer of anders verzochte afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt in het kader van de afwikkeling van hun huwelijksgoederengemeenschap :
- dat de vrouw de man bij de verdeling een bedrag van € 10.000,00 dient te betalen in verband met het appartement in [plaats01] ;
- dat de man de vrouw bij de verdeling een bedrag van € 2.078,00 dient te betalen in verband met de auto;
- dat de vrouw binnen vier weken na het wijzen van deze beschikking een taxateur dient aan te wijzen en de man deze taxateur binnen drie maanden daarna dient te laten taxeren het volgende onroerend goed:
1. “ [onroerend goed01] ”, gelegen te [plaats01] aan de [adres01] ;
2. “ [onroerend goed02] ”, gelegen te [plaats01] aan de [adres01] ;
3. “ [onroerend goed03] ”, gelegen te [plaats01] aan de [adres01] ;
4. “ [onroerend goed04] ”, gelegen te [plaats01] aan de [adres01] ;
5. “ [onroerend goed05] ”, gelegen te [plaats01] aan de [adres01] ;
6. “ [onroerend goed06] ”, gelegen te [plaats01] aan de [adres01] ;
7. “ [onroerend goed07] ”, gelegen te [plaats01] in het [wijk01] , met als adres thans [adres02] nummer [nummer02] ;
  • dat de man aan de vrouw bij de verdeling dient te betalen 7/104de deel van de waarde van het hiervoor bedoelde onroerend goed;
  • dat partijen elkaar over en weer inzicht dienen te geven in de saldi van hun bankrekeningen per 30 juli 2021, in geval van gezamenlijke rekeningen afspraken dienen te maken over wie welke rekening voortzet en bij de verdeling de saldi met elkaar dienen te verrekenen;
  • dat partijen elkaar over en weer inzicht dienen te geven in de hoogte van de schulden per peildatum en afspraken dienen te maken door wie en hoe deze schulden worden afgelost en vaststellen of daar regresvorderingen uit voortvloeien en zo ja, hoe hoog die zijn;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, rechter, bijgestaan door
mr. I.E. Moerkerk-van Kersbergen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van
31 oktober 2023.

Voetnoten

1.Zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1710, rov. 3.5