Wat vindt de rechtbank
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres per 27 februari 2021 voor 79,01% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
Medische grondslag van het bestreden besluit
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten de pijnklachten door fibromyalgie, haar psychische klachten, haar allergie, haar slaapproblemen en haar maag- en darmklachten, zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaars. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de gegevens die eiseres in haar bezwaarschrift en bij de hoorzitting naar voren heeft gebracht betrokken bij zijn medische beoordeling. In de beroepsgronden en aanvullende informatie van eiseres, ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiseres hebben gemist.
10. Eiseres voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is omdat de hoorzitting heeft plaatsgevonden nadat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn rapport had opgesteld. Zoals het UWV ter zitting heeft beaamd is het juist dat de hoorzitting heeft plaatsgevonden nadat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 7 april 2021 zijn rapport had opgesteld. Dit enkele feit maakt het medisch onderzoek naar het oordeel van de rechtbank echter niet onzorgvuldig. Het UWV heeft onbetwist naar voren gebracht (bij monde van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 27 september 2022) dat de gegevens die verkregen zijn bij de hoorzitting alsnog aan hem zijn voorgelegd en dat hij deze ook heeft betrokken bij zijn medisch oordeel, zoals vermeld in zijn rapport van 17 mei 2021. Het medisch onderzoek in bezwaar heeft ertoe geleid dat in de FML twee extra beperkingen zijn toegevoegd. Deze FML is ook voorgelegd aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Eveneens heeft het UWV onbetwist naar voren gebracht dat de FML op grond van het aanvullend onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep na de hoorzitting niet meer is gewijzigd. Dat betekent dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van de juiste FML is uitgegaan bij zijn onderzoek. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep over deze gang van zaken schrijft dat dat ‘gelukkig niets uitmaakt’, is wellicht onhandig geformuleerd, maar doet naar het oordeel van de rechtbank – anders dan eiseres stelt – niet af aan de zorgvuldigheid van het onderzoek.
Beoordeling van de belastbaarheid
11. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat de psychische klachten per 1 juli 2020 (arbitraire datum) zijn toegenomen. De FML, zoals die was opgesteld per de datum einde wachttijd (15 april 2020), wordt daarom aangescherpt in de zin dat eiseres dingen vergeet en moeite heeft met ingewikkelde taken. De lichamelijke beperkingen zijn juist vastgesteld en hierbij wordt rekening gehouden met de pijnklachten wegens fibromyalgie. De FML is ook nog per 27 februari 2021 van toepassing. In de FML is rekening gehouden met de allergie voor huisstofmijt, pollen en katten. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. De werktijden zijn beperkt in de zin dat eiseres ’s nachts niet kan werken, ongeveer gemiddeld 8 uur per dag en niet in ploegendiensten kan werken.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 17 mei 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres grotendeels in stand kan blijven. Hij heeft de FML van 22 februari 2021 wel aangepast ten aanzien van werken in een koude omgeving omdat eiseres Raynaudklachten heeft, en op het item dragen van zware lichaamsbescherming. Bij de al aangegeven beperkingen in de FML, die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 7 april 2021 is aangepast, is een verdergaande aanvullende urenbeperking volgens hem niet noodzakelijk.
13. Eiseres voert aan dat haar psychische klachten zijn onderschat. Zij wijst in dat verband op de door haar in beroep overgelegde medische stukken. De rechtbank vindt dat deze beroepsgrond niet slaagt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 30 april 2022 en 27 september 2022 gereageerd op de door eiseres overgelegde informatie. Voorop staat dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet ontkent dat bij eiseres PTSS is vastgesteld. Echter hij schrijft dat uit de informatie van PsyQ volgt dat eiseres omstreeks 27 februari 2021 geen PTSS-klachten had, zodat geen functionele belemmeringen ten opzichte van de normaalwaarden hoefden te worden gesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in dit verband ook aan dat de diagnose (in dit geval PTSS) niet bepalend is voor het vaststellen van beperkingen, maar dat ook de context (persoonlijke en de sociaal maatschappelijke situatie, fysieke gezondheid etcetera) van belang is. Het is volgens hem dan ook niet vreemd dat eiseres na 27 februari 2021 weer onder behandeling is gekomen voor PTSS. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was de sombere stemming bij eiseres toen ook veranderd in een depressieve stoornis en dit is allemaal in lijn met de informatie van de huisarts die eiseres in beroep heeft ingebracht. Eiseres wordt sinds 14 december 2021 weer behandeld bij Synthese. De verzekeringsarts bewaar en beroep geeft verder aan dat hoewel uit het medisch onderzoek bleek dat er op 27 februari 2021 geen PTSS-gerelateerde klachten waren, er wel andere psychische klachten bestonden bij eiseres. Hiervoor zijn in de FML ook beperkingen aangenomen. Er kon op basis van deze klachten geen DSM-5 classificatie worden gesteld. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende heeft uitgelegd dat hij de diagnose PTSS bij eiseres niet ontkent, maar dat die wegens het ontbreken van PTSS-gerelateerde klachten op 27 februari 2021, niet tot extra psychische beperkingen leidt, naast de psychische beperkingen die al voor haar waren aangenomen door de verzekeringsarts in de rubriek persoonlijk functioneren. De rechtbank leest in de door eiseres in haar brief van 28 november 2022 genoemde stukken niet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte stelt dat er geen PTSS-klachten waren bij eiseres op 27 februari 2021. Dat eiseres kampt met een complexe PTSS wordt niet ontkend maar niet gebleken is dat zij op 27 februari 2021 – onverminderd door het UWV erkende andere psychische klachten – dergelijke klachten had. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn standpunt volgen en ziet in hetgeen eiseres hierover naar voren heeft gebracht en in de door haar in beroep overgelegde medische stukken, die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook zijn betrokken, dan ook geen reden om aan te nemen dat hij haar psychische beperkingen heeft onderschat. Dat de psychische gezondheidstoestand van eiseres na 27 februari 2021 is verslechterd, kan in deze beoordeling echter geen rol spelen.
14. De stelling van eiseres dat haar pijnklachten in verband met fibromyalgie eveneens niet zijn onderkend slaagt naar het oordeel van de rechtbank evenmin. De rechtbank leidt uit het dossier af dat de diagnose fibromyalgie en de daaruit voortvloeiende pijnklachten door de verzekeringsartsen zijn onderkend en betrokken bij de vaststelling van haar belastbaarheid. In de FML die is opgesteld ten tijde van het medisch onderzoek per de datum einde wachttijd (15 april 2020) was ook sprake van deze diagnose en pijnklachten. De verzekeringsarts heeft na eigen onderzoek niet kunnen vaststellen dat deze klachten op 27 februari 2021 waren toegenomen en heeft de bestaande beperkingen daarvoor gehandhaafd in de FML van 22 februari 2021. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet de FML, zoals die door hem is aangescherpt van 7 april 2021, aan het medische feitencomplex. Verder stelt hij dat uit de informatie van de revalidatiearts volgt dat eiseres fysiek goed gezond is en dat er nauwelijks fysieke functionele belemmeringen zijn, hetgeen ook werd vastgesteld door de verzekeringsarts. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. Dat de gezondheidssituatie van eiseres op dit punt anders had moeten worden ingeschat dan is gedaan, heeft zij onvoldoende aannemelijk gemaakt.
15. Eiseres vindt verder dat op basis van haar lichamelijke klachten en haar psychische klachten een urenbeperking had moeten worden aangenomen. De verzekeringsarts heeft voor eiseres in de rubriek werktijden een beperking aangenomen, inhoudende dat zij geen extreem lange werkdagen (tot ongeveer 8 uur per dag) kan werken en dat zij geen ploegendiensten en geen nachtwerk kan verrichten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan zich, gelet op de bevindingen uit eigen onderzoek, hiermee verenigen. De door eiseres in beroep genoemde sociale problemen kunnen naar het oordeel van de rechtbank geen reden vormen voor een urenbeperking, zoals zij claimt. Ook kan de brief van haar behandelend psycholoog van 12 april 2022, waarin staat dat hij van mening is dat eiseres ‘momenteel’ niet fulltime kan werken, eiseres in dit verband niet baten. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangeeft ziet deze informatie op de psychische toestand van eiseres op of omstreeks dat moment, en dus niet op 27 februari 2021, zodat hieruit geen conclusies kunnen worden getrokken over de belastbaarheid van eiseres per deze datum. Bovendien kan niet zonder meer worden afgegaan op deze stelling van de psycholoog, omdat niet aannemelijk is geworden dat deze behandelaar de deskundigheid bezit om een oordeel te geven over de beperkingen van eiseres tot het verrichten van arbeid, meer specifiek ten aanzien van de werktijden. Uit de medische stukken die in beroep zijn meegestuurd, volgt ook overigens niet dat een verdergaande urenbeperking op zijn plaats is.
16. Eiseres voert aan dat het UWV ten onrechte geen beperking heeft aangenomen voor de door haar vermelde nikkelallergie. Voorop staat dat uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 juli 2021 volgt dat eiseres haar gestelde nikkelallergie niet heeft gemeld bij het UWV tijdens medische en arbeidskundige onderzoeken in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling in 2019, de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in 2020 en onderhavige beoordeling, evenmin in haar bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting. Verder gebruikt zij geen medicatie voor de nikkelallergie. Eiseres heeft deze gegevens onvoldoende weersproken. Nadat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit rapport had opgesteld en het in de procedure is ingebracht, is eiseres hier ook niet meer op teruggekomen door haar stelling, dat zij lijdt aan nikkelallergie, (medisch) te onderbouwen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het UWV hier op goede gronden geen nader (medisch) onderzoek naar hoeft te doen en dit te betrekken bij het vaststellen van de belastbaarheid van eiseres per 27 februari 2021.
17. Eiseres voert tot slot aan dat zij immunotherapie zal gaan volgen. Ook deze beroepsgrond kan niet slagen. Vast staat dat in de FML een beperking is opgenomen voor allergie voor stof, pollen en kattenhaar. In hoeverre deze therapie, die overigens na 27 februari 2021, zal gaan plaatsvinden, van invloed is op deze beperking, heeft eiseres niet gesteld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding te oordelen dat eiseres in de FML op het item stof, rook, gassen en dampen is tekortgedaan. Een andersluidende conclusie heeft zij ook niet aannemelijk gemaakt.
18. De rechtbank komt tot de slotsom dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de beroepsgronden van eiseres, onder meer dat voor haar op de door haar genoemde items in de FML meer/forsere beperkingen moeten worden aangenomen, en de door haar in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 27 februari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 7 april 2021.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 22 februari 2021 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als directie/bestuurssecretaresse, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd. Het gaat om:
- ( sbc-code 267051) monteur printplaten;
- ( sbc-code 264122) machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk);
- ( sbc-code 271093) machinebediende inpak-/verpakkingsmachine.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft overwogen dat deze functies, gelet op de gewijzigde FML van 7 april 2021, nog steeds passend zijn.
20. Eiseres voert aan dat de geduide functies niet passend zijn omdat deze haar belastbaarheid overschrijden. De functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine is volgens haar ongeschikt vanwege haar allergie. Volgens eiseres zal in deze functie veel stof vrijkomen doordat boeken moeten worden afgewerkt.
21. De arbeidsdeskundigen hebben in de resultaat functiebeoordeling en de bijlage C bij het rapport van 29 april 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. Daarbij zijn de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiseres dat zij de functies mede gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangepaste FML van 7 april 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bovendien - voor de rechtbank voldoende navolgbaar - toegelicht waarom de functie machinebediende inpak-/verpakkingsmachine ondanks de allergie van eiseres geschikt is. Eiseres heeft deze motivering verder niet betwist. Ook overigens heeft eiseres geen arbeidskundige gronden ingediend.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 27 februari 2021 met de middelste van de drie geduide functies 20,99% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 79,01% arbeidsongeschikt is.
23. Eiseres stelt dat het UWV vooringenomen is, subsidiair dat zij zich niet serieus genomen voelt. Voor de gestelde vooringenomenheid van het UWV zijn geen aanknopingspunten te vinden. Dit veronderstelt namelijk dat het UWV van te voren een bepaalde gezindheid (
voor zover de rechtbank de beroepsgrond van eiseres begrijpt) tegen haar heeft gehad en dienovereenkomstig nadelig heeft besloten. Hiervoor heeft eiseres evenwel geen enkel feit en/of omstandigheid naar voren gebracht. Bovendien leest de rechtbank in het dossier niet dat eiseres niet serieus is genomen. Het enkele feit dat het UWV niet alle claims van eiseres één op één heeft overgenomen kan niet tot deze conclusie leiden. Tot slot is er binnen de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling volgens de regels van de Wet WIA geen ruimte om eiseres “het voordeel van de twijfel” te gunnen, zoals zij stelt. Wanneer de vastgestelde (medische en arbeidskundige) feiten tot de conclusie leiden dat een betrokkene, zoals eiseres, recht heeft op een WGA-vervolguitkering, naar een vastgesteld arbeidsongeschiktheidspercentage, zoals in het geval van eiseres van 79,01%, komt het UWV geen bevoegdheid toe om, om wat voor reden dan ook, alsnog een andere of hogere WIA-uitkering te verstrekken.