ECLI:NL:RBDHA:2023:16518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
NL23.24987
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Algerijnse vreemdeling, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 29 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 26 oktober 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank stelt vast dat eiser op of omstreeks 8 augustus 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en dat zijn gemachtigde geen bevestiging heeft ontvangen dat eiser nog in Nederland verblijft. Volgens vaste rechtspraak moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland, tenzij hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde. In dit geval heeft de gemachtigde van eiser geen contact kunnen leggen met eiser, wat leidt tot de conclusie dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24987

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], van Algerijnse nationaliteit, V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 29 augustus 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2023 op zitting behandeld samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaak NL23.24988). Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
2.1.
In het voornemen van 11 augustus 2023 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat uit informatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) is gebleken dat eiser op of omstreeks 8 augustus 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat hij een mobielnummer van eiser heeft, maar dat eiser niet heeft gereageerd op de berichten van zijn gemachtigde. De gemachtigde van eiser kan niet bevestigen dat eiser in Nederland is.
2.2.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. [1] Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit houdt in dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.3.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep. De gemachtigde van eiser weet niet of eiser nog in Nederland verblijft. Hoewel de gemachtigde berichten aan eiser heeft gestuurd heeft de gemachtigde hier geen reactie van eiser op ontvangen. Eiser onderhoudt dus geen contact met zijn gemachtigde. De rechtbank is van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.