ECLI:NL:RBDHA:2023:1652

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
NL22.21385, NL22.21386, NL22.21387, NL22.21388 en NL22.21389
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Albanese eisers in verband met bloedwraak en familie gerelateerd geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij vijf Albanese eisers betrokken zijn. De eisers, afkomstig uit een stad in Albanië, hebben asiel aangevraagd in Nederland vanwege bloedwraak en familie gerelateerd geweld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft hun aanvragen afgewezen, stellende dat er een binnenlands vestigingsalternatief in Tirana beschikbaar is, waar de eisers geen reëel risico op ernstige schade zouden lopen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft onderbouwd waarom de eisers veilig zouden zijn in Tirana, gezien de actieve familievete die hen ook daar bedreigt. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken opnieuw te beslissen op de aanvragen van de eisers, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 3.348,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.21385, NL22.21386, NL22.21387, NL22.21388 en NL22.21389

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2023 in de zaken tussen

[eiser 1] , [eiseres 1] , [eiser 2] , [eiseres 2] en [eiser 3], eisers
v-nummers: [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] en [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Pals),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

ProcesverloopBij besluiten van 14 oktober 2022 (de bestreden besluiten) heeft de staatssecretaris de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 december 2022 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De asielaanvragen
1. Eisers zijn afkomstig uit de stad [plaats van herkomst eisers] in Albanië en hebben de Albanese nationaliteit. [eiser 2] en [eiseres 2] zijn de ouders van [eiser 1] en [eiser 3] . [eiseres 1] is getrouwd met [eiser 1] . Eisers leggen het volgende aan hun asielaanvragen ten grondslag. Zij behoren tot de [familienaam eisers] -clan, volgens hen een bekende familie in Albanië, die al decennia in onderlinge strijd is verwikkeld met andere clans. [eiser 1] heeft verklaard dat hij problemen heeft ondervonden omdat hij lid is van de [familienaam eisers] -clan. [eiser 1] is eerder getrouwd geweest en in 2019 gescheiden. Bij eventuele terugkeer stellen eisers te vrezen voor de familie van deze ex-echtgenote van [eiser 1] . Die familie was het namelijk niet eens met [eiser 1] beslissing om te gaan scheiden. De broer van de ex-echtgenote, [dader] , heeft op [ datum aanval] 2021 een moordaanslag met een vuurwapen op [eiser 1] gepleegd. Hij is met vier kogels geraakt, maar heeft de aanval overleefd. De dader is opgepakt en voor zover eisers weten zit deze nog in voorarrest. [eiser 1] vader [eiser 2] en ook de familie van [eiseres 1] zijn vervolgens door de familie [familienaam dader] benaderd, omdat zij zo [eiser 1] wilden bewegen om een verklaring op te stellen waarin [eiser 1] zou verklaren dat de aanval eigenlijk een ongeluk was. [eiser 1] heeft geweigerd daaraan mee te werken. Er werden ook bedreigingen geuit waaruit bleek dat de familie [familienaam dader] [eiser 1] alsnog wilde vermoorden. Ook [eiseres 1] ’s moeder is lastiggevallen: eisers hebben videobeelden waarop de vader ( [vader dader] ) en een neef van [dader] zijn te zien terwijl ze enige tijd rondhangen bij haar huis. Toen [eiseres 1] er achter kwam dat zij zwanger was, heeft de hele familie besloten om eerst enkele maanden in Tirana te gaan wonen om uiteindelijk Albanië te verlaten, uit vrees dat hen iets zou worden aangedaan. Volgens [eiser 2] en [eiseres 2] hebben de problemen die eisers ondervinden niet alleen met de [familienaam dader] -clan, maar ook met andere clans te maken. Op 12 augustus 2022 is de baby van [eiser 1] en [eiseres 1] in Nederland geboren.
Standpunt staatssecretaris
2. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het asielrelaas van eisers grotendeels geloofwaardig is, maar niet dat de gestelde problemen met andere clans dan de [familienaam dader] te maken hebben en evenmin dat na het schietincident nog sprake is geweest van een concrete dreiging. Desondanks neemt de staatssecretaris aan dat eisers niet kunnen terugkeren naar hun woonplaats [plaats van herkomst eisers] vanwege problemen met deze familie die nog in [plaats van herkomst eisers] verblijft, maar dat eisers zich wel veilig in de hoofdstad Tirana kunnen vestigen. Volgens de staatssecretaris is het geloofwaardige deel van het relaas vanwege dit vestigingsalternatief onvoldoende aanleiding om te spreken van een reële vrees voor ‘ernstige schade’ bij terugkeer naar Albanië. De door [eiser 1] gestelde problemen die eisers hebben ondervonden vanwege het feit dat zij tot de [familienaam eisers] -clan behoren, acht de staatssecretaris geloofwaardig, maar met deze problemen is niet aannemelijk gemaakt dat zij bij een terugkeer risico lopen op ernstige schade, omdat deze problemen niet de directe aanleiding zijn geweest voor hun vertrek en er recent geen problemen door zijn ontstaan. Verder wijst de staatssecretaris erop dat Albanië is aangemerkt als veilig land van herkomst, zodat er in beginsel van uit kan worden gegaan dat Tirana voor eisers veilig is.
Geloofwaardigheid
3. Eisers voeren aan dat de staatssecretaris er ten onrechte van uitgaat dat er geen concrete dreiging meer is geweest na de schietpartij. Zij stellen dat vader [eiser 2] telefonisch is bedreigd en dat [eiser 1] is bedreigd door de oom van de vader van [dader] genaamd [oom dader] . Eisers stellen dat soortgelijke bedreigingen ook al werden geuit voorafgaand aan het schietincident, zodat het vreemd is dat de staatssecretaris ervan uitgaat dat de dreiging daarna niet concreet genoeg (meer) was. Eisers wijzen ook op de videobeelden die tijdens een gehoor aan de gehoormedewerker (en tijdens de zitting van de rechtbank) zijn getoond. Hierop is namelijk te zien dat [vader dader] en zijn neef rond het huis van [eiseres 1] ’s moeder liepen en probeerden binnen te komen, terwijl zij een tas droegen die zij dicht tegen hun lichaam probeerden te houden.
3.1
De rechtbank overweegt dat in de verschillende gehoren met eisers naar voren is gebracht dat vanuit de familie [familienaam dader] en de aangetrouwde [oom dader] een verzoek is gedaan om de afgelegde verklaringen in de strafzaak over het schietincident te wijzigen. De staatssecretaris stelt niet ten onrechte dat eisers weliswaar hebben gesteld dat daarbij bedreigingen zijn geuit, maar dat uit hetgeen zij hebben verklaard geen concrete dreiging volgt van na het schietincident. In zoverre slaagt het betoog van eisers dus niet. De door eisers overgelegde videobeelden zijn tijdens de zitting getoond en door hen van commentaar voorzien. De staatssecretaris stelt dat weliswaar niet ongeloofwaardig is dat het hier gaat om [vader dader] – de vader van degene die [eiser 1] beschoten heeft – bij het huis van de moeder van [eiseres 1] , maar dat ook hier geen concrete dreiging van uitgaat. De rechtbank volgt dit standpunt van de staatssecretaris, omdat op de beelden niet meer is te zien dan dat twee mannen uit een auto stappen, een paar keer op en neer op een pad langs het huis lopen, een telefoongesprek voeren en dan nog even rondhangen bij de auto. Tijdens de zitting heeft [eiser 1] verklaard dat weliswaar geen wapen is te zien, maar dat hij zeker weet dat deze mannen bewapend zijn, omdat hij hen kent. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ook hier geen concrete dreiging uit hoeft af te leiden. Bij de beoordeling van de overige beroepsgronden gaat de rechtbank daarom uit van het relaas voor zover dat geloofwaardig is geacht door de staatssecretaris.
3.2
De rechtbank stelt vervolgens vast dat eisers en de staatssecretaris met elkaar eens zijn dat vanwege de problemen met de familie [familienaam dader] sprake is van een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM bij eventuele terugkeer naar [plaats van herkomst eisers] . De rechtbank is van oordeel dat de door eisers genoemde problemen die zij hebben ondervonden omdat zij tot de [familienaam eisers] -clan behoren, door de staatssecretaris terecht onvoldoende zijn geacht om een dergelijk risico aan te nemen, met name omdat er recent geen daarmee verband houdende problemen door zijn ontstaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Vluchtelingschap
4. Eisers hebben verder ook aangevoerd dat in hun geval sprake zou zijn van vluchtelingschap in de zin van het Vluchtelingenverdrag, maar dat volgt de rechtbank niet. Zij stellen immers te vrezen voor geweld vanwege een familievete, niet voor vervolging vanwege hun ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of hun politieke overtuiging. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Vestigingsalternatief Tirana
5. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat eisers een vestigingsalternatief in Tirana kan worden tegengeworpen, waardoor het hiervoor genoemde risico niet langer bestaat. Daarvoor is van belang dat de bewijslast in de eerste plaats bij de staatssecretaris ligt en dat hij (onder meer) aannemelijk moet maken dat eisers in Tirana geen reëel risico op ernstige schade lopen. [1] Hoewel de staatssecretaris zich erop beroept dat Albanië is aangewezen als veilig land van herkomst, is dat op zichzelf dus onvoldoende.
5.1
Eisers voeren aan dat Tirana voor hen (ook) niet veilig is, omdat sprake is van een actieve familievete die hen ook daar bedreigt. Eisers stellen dat zij vlak voor hun vertrek in Tirana hebben geleefd, maar dat zij nauwelijks de deur uit gingen uit angst te worden gedood. Albanië is maar een klein landje en ook als eisers naar de hoofdstad zouden verhuizen, stellen zij dat zij gemakkelijk op te sporen zouden zijn. Als onderbouwing verwijzen eisers naar het rapport van het UK Home Office ‘Country Policy and information note – Albania blood feuds’ van september 2022. Volgens eisers heeft de staatssecretaris onvoldoende onderbouwd dat hun een vestigingsalternatief in Tirana kan worden tegengeworpen.
5.2
De staatssecretaris wijst er in dit kader allereerst op dat eisers voor hun vertrek uit [plaats van herkomst eisers] nog enkele maanden zonder problemen in Tirana hebben gewoond. De rechtbank overweegt dat dit op zichzelf juist is, maar dat de omstandigheid dat er niets is gebeurd, nog niet betekent dat er in die periode geen ‘reëel risico’ bestond. De rechtbank acht van belang wat op pagina 32 en 33 van het door eisers aangedragen rapport van het UK Home Office over binnenlandse verhuizing vanwege familievetes en/of bloedwraak staat:
“More than half have moved within Albania to city suburbs from their mountain areas of origin, often to escape the possible consequences and risks of a blood feud. Movement within the country reduces tension between parties but does not unfortunately guarantee safety as traditional Albanian society is based on relations between extremely extended families that can easily get information on the location of other people. Often the family surname alone is an indication of where it and its members come from, making it easy to find people who move out of a district. […]
All interviewees confirmed that no person is safe from blood feud in any city in Albania. Albania is a small country and people can be easily traced. There is a significant internal emigration flow of people from the north of the country to other regions but these networks can (and will) identify individuals who try to escape and hide. As mentioned above it is very easy to track someone and find people via family connections across the country. Due to the wave of internal migration from the north of the country to central and southern Albania, families that are originally from the north are now present in all in communities of Albania. It is also comparably easy to identify and trace people from the north because of their distinctive customs, accents as well as their names and surnames.”
5.3
De rechtbank overweegt dat – uitgaande van een 3 EVRM-risico bij terugkeer naar [plaats van herkomst eisers] – uit deze geciteerde passage het beeld naar voren komt dat een verhuizing binnen Albanië het risico dat eisers daar lopen niet noodzakelijk verkleint en zeker niet geheel wegneemt. Er staat immers dat via familieconnecties zeer gemakkelijk is te achterhalen waar iemand zich heeft gevestigd en dat men gemakkelijk wordt herkend als afkomstig uit een ander gebied na hervestiging. De staatssecretaris stelt dat deze passage een beeld schetst dat voor sommige families een verhuizing niet tot het gevolg heeft gehad dat zij hierdoor een veiliger leven hebben, maar dat dit niet maakt dat hieruit kan worden geconcludeerd dat eisers geen veilig leven kunnen opbouwen in Tirana. Verder wijst hij erop dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij (gemakkelijk) vindbaar zijn door de ex-schoonfamilie van betrokkene en dat niet gebleken is dat zij op de hoogte zijn van het verblijf van eisers in Tirana. De rechtbank overweegt daarover dat de staatssecretaris hiermee de door eisers aangedragen informatie ontkent, terwijl gelet op de onder 5 genoemde bewijslast van de staatssecretaris mag worden verwacht dat hij de informatie uit het rapport van het (gezaghebbende) UK Home Office ook daadwerkelijk ontkracht. Daarvan is geen sprake, omdat de staatssecretaris geen algemene informatie aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd waaruit blijkt dat eisers
nietgemakkelijk op te sporen zouden zijn in Tirana.
5.4
De rechtbank stelt vervolgens vast dat de staatssecretaris eisers tegenwerpt dat weliswaar in [plaats van herkomst eisers] geen adequate bescherming van de politie kan worden verwacht, maar in Tirana wel degelijk. Hij onderbouwt deze stelling met informatie uit het rapport ‘Blood Feuds in contemporary Albania: Characterisation, Prevalence and Response by the State’ van 29 juni 2017, afkomstig van de Commissioner General for Refugees and Stateless Persons. De staatssecretaris stelt dat uit dit rapport blijkt dat de overheid de afgelopen jaren progressie heeft geboekt in het herstellen van de orde en wetgeving, dat gesloten zaken zijn heropend en dat mogelijke bloedwraakzaken met bijzondere aandacht worden behandeld. Hij wijst er ook op dat in dit rapport wordt benoemd dat de politie zal ingrijpen waar dat nodig is en dat de politie de onderliggende geschillen wil oplossen.
5.5
De rechtbank overweegt dat uit het door de staatssecretaris aangehaalde rapport valt af te leiden dat van de Albanese politie wel degelijk hulp kan worden verwacht als eisers daarom zouden vragen. Eisers zijn er niet in geslaagd om dat te ontkrachten. Zij hebben gewezen op het eerder genoemde rapport van UK Home Office waarin staat vermeld op pagina 24 dat er ondanks verbetering nog steeds onachtzaamheid en ineffectiviteit bij de politie bestaat bij de bestrijding van geweld gerelateerd aan familievetes. De rechtbank stelt evenwel vast dat op dezelfde pagina van dat rapport staat vermeld dat door meerdere non-gouvernementele organisaties is bevestigd dat de politie haar aandacht voor bloedvetes heeft vernieuwd en versterkt en de effectiviteit en impact daarvan op de afname van het fenomeen hebben bevestigd. De staatssecretaris wijst er ook terecht op dat eisers zich in Tirana niet tot de politie hebben gewend, zodat zij niet uit eigen ervaring kunnen putten als zij stellen dat om hulp vragen geen zin heeft.
5.6
De rechtbank is evenwel van oordeel dat met het voorgaande onvoldoende is onderbouwd dat vanwege de te verwachten hulp van de overheid en/of politie het vestigingsalternatief in Tirana kan worden tegengeworpen. Het rapport ‘Blood Feuds in contemporary Albania’ dat de staatssecretaris aanhaalt, maakt immers geen onderscheid tussen Tirana en andere delen van het land als het gaat om de effectiviteit in het optreden van de politie. Zo staat op pagina 34 van dit rapport dat mogelijke bloedwraakzaken met bijzondere aandacht worden behandeld,
zelfs in de afgelegen gebieden. Dat acht de rechtbank van belang, omdat de staatssecretaris er desondanks van uitgaat dat het risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM voor eisers in [plaats van herkomst eisers] wél reëel is. De staatssecretaris stelt daartoe dat de familie waar eisers voor vrezen juist in de omgeving van [plaats van herkomst eisers] woont. Dit argument is echter niet te rijmen met wat onder 5.2 en 5.3 is overwogen, namelijk dat eisers overtuigende informatie hebben aangedragen waaruit volgt dat een verhuizing binnen Albanië het risico dat iemand loopt niet noodzakelijk verkleint en zeker niet geheel wegneemt. Het standpunt van de staatssecretaris dat eisers vanwege de te verwachten hulp van de politie in [plaats van herkomst eisers] wel, maar in Tirana geen reëel risico op ernstige schade lopen, is daarom niet houdbaar, omdat dat uitgaat van een verschil in dreiging dat niet goed is onderbouwd. De staatssecretaris is er dus niet in geslaagd om deugdelijk te motiveren dat eisers in Tirana geen reëel risico op ernstige schade lopen en dat hun daarom een vestigingsalternatief kan worden tegengeworpen. De bestreden besluiten zijn in zoverre genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepsgrond slaagt.
Uitstel van vertrek [eiseres 2]
6. Eisers voeren ook aan dat [eiseres 2] uitstel van vertrek in de zin van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet (ambtshalve) afgewezen had mogen worden. Ter onderbouwing wijzen zij op het patiëntdossier van GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) van 25 oktober 2022, waarin staat:
“Ze hebben als gezin gehoord dat hun asielaanvraag niet wordt ingewilligd. Ze zijn allen volledig ontdaan en mentaal ingestort omdat ze in lvh niet veilig zijn en bang zijn vermoord te worden. Mevr. zit mentaal volledig aan de grond. Ziet het niet meer zitten en is in paniek. Ze kan niet helder meer nadenken, ziet geen toekomst meer. Mevr. is sterk vermagerd, in korte tijd 20 kilo afgevallen..”
6.1
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in zijn besluitvorming nog niet is ingegaan op de informatie uit dit patiëntdossier, maar dat dit bovendien onmogelijk was, omdat dit document dateert van na de bestreden besluiten. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft tijdens de zitting het standpunt ingenomen dat om deze reden het document alleen in een afzonderlijke aanvraag voor uitstel van vertrek kan worden betrokken. De rechtbank volgt dit standpunt niet, omdat op grond van artikel 83, tweede lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, in beroep rekening wordt gehouden met feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn aangevoerd als deze relevant kunnen zijn voor uitstel van vertrek. De rechtbank ziet bovendien onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat sprake zou zijn van strijd met de goede procesorde, omdat de staatssecretaris tussen het indienen van het stuk en de zitting meer dan vier weken de tijd heeft gehad om een standpunt in te nemen. Dat betekent dat het bestreden besluit dat ziet op [eiseres 2] in zoverre (ook) in strijd met artikel 3:2 van de Awb is genomen. Ook deze beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
7. De beroepen zijn gegrond. Aan bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet toe. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaken te voorzien of het geschil anderszins finaal te beslechten, omdat het in de eerste plaats aan de staatssecretaris is om te bezien of de asielaanvragen worden ingewilligd of dat deze alsnog worden afgewezen met een gewijzigde motivering. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten en draagt de staatssecretaris op om opnieuw op de aanvragen van eisers te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. De staatssecretaris krijgt daarvoor een termijn van acht weken. De rechtbank hanteert deze termijn, omdat eisers naar alle waarschijnlijkheid niet opnieuw gehoord hoeven worden en dat alleen nieuwe besluiten genomen hoeven worden. Daarbij neemt de rechtbank verder in aanmerking dat, indien voor het te nemen besluit ten aanzien van [eiseres 2] een advies van Bureau Medische Advisering dient te worden gevraagd, de staatssecretaris haar zo nodig tijdelijk uitstel van vertrek kan verlenen.
Proceskosten
8. Omdat het beroep gegrond is krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 3.348,- (3 punten voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank hanteert 3 punten voor het indienen van de beroepschriften, omdat het weliswaar gaat om vijf zaaknummers, maar de gemachtigde van eisers geen afzonderlijke gronden heeft ingediend in de zaaknummers NL22.21386 en NL22.21388. Deze twee zaken acht de rechtbank daarom ‘samenhangend’ met respectievelijk de zaaknummers NL22.21385 en NL22.21387. [2]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak nieuwe besluiten op de aanvragen van eisers te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 3.348,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. M.F. van den Brink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 4 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2845.
2.Dit volgt uit artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.