Uitspraak
zaaknummer: NL23.21954
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 1 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. Eiseres, van Moldavische nationaliteit, heeft eerder asielaanvragen ingediend in Duitsland en Frankrijk en is daar eerder uitgezet. De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag niet in behandeling had mogen nemen, omdat Duitsland het verzoek om terugname heeft geaccepteerd. Eiseres voerde aan dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is, omdat zij vreest voor (indirect) refoulement en dat de Duitse asielprocedure niet voldoet aan de eisen. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank stelt vast dat het lage inwilligingspercentage van asielaanvragen van Moldavische vreemdelingen in Duitsland niet op zichzelf wijst op tekortkomingen in de asielprocedure.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris in redelijkheid geen toepassing hoefde te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die een overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid zouden getuigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.