ECLI:NL:RBDHA:2023:16525
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake beëindiging bijstandsrecht op grond van de Participatiewet
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest, dat het recht van verzoekster op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) met ingang van 1 augustus 2023 heeft beëindigd. Tevens heeft het college het recht op bijstand over de periode van 24 juli 2023 tot 1 augustus 2023 herzien en een bedrag van € 1.420,83 teruggevorderd. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 17 oktober 2023, waar de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het college aanwezig waren, is gebleken dat verzoekster inmiddels studiefinanciering van de DUO ontvangt, wat betekent dat zij over inkomen beschikt. Het college heeft bevestigd dat er nog geen daadwerkelijke invordering van het terug te vorderen bedrag heeft plaatsgevonden en dat verzoekster een betalingsregeling kan treffen. Bovendien is er bescherming van de beslagvrije voet van toepassing, waardoor verzoekster in geval van dwanginvordering nog over een inkomen zou blijven beschikken van 95% van de voor haar geldende bijstandsnorm.
De voorzieningenrechter concludeert dat verzoekster door het bestreden besluit niet in zodanige nijpende omstandigheden komt te verkeren dat er sprake is van een (financiële) noodsituatie. Het spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening ontbreekt, waardoor het verzoek wordt afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, voorzieningenrechter, en is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2023.