ECLI:NL:RBDHA:2023:16526

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/09/654698 / JE RK 23-1996
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening van pleegzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2023 een beschikking gegeven over de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [naam01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij ernstige zorgen zijn geuit over de zorg, veiligheid en ontwikkeling van [naam01]. De minderjarige is opgenomen in het ziekenhuis met ernstig letsel, waaronder blauwe plekken en hersenschade, en er zijn aanwijzingen dat dit letsel mogelijk is toegebracht. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag en zijn betrokken bij de procedure. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en heeft besloten om [naam01] voorlopig onder toezicht te stellen voor een periode van drie maanden. Tevens is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, noodzakelijk voor de verzorging en opvoeding van [naam01]. De kinderrechter heeft benadrukt dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer essentieel is om de veiligheid van [naam01] te waarborgen en om de benodigde hulpverlening te coördineren. De ouders hebben aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan de hulpverlening, maar verzetten zich tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/654698 / JE RK 23-1996
Datum uitspraak: 16 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden, locatie: Den Haag
hierna te noemen: de Raad,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2023 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. C.J. Berghout te Den Haag,
[naam03],
hierna te noemen: de vader,
wonende [woonplaats02] ,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 4 oktober 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [naam01] voorlopig onder toezicht gesteld van 4 oktober 2023 tot 18 oktober 2023 en is een machtiging verleend om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een ziekenhuis en aansluitend in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van 4 oktober 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam04] namens de Raad;
- [naam05] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
[naam01] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
2.3.
[naam01] verblijft in een pleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de Raad strekt tot een voorlopige ondertoezichtstelling van [naam01] voor de duur van drie maanden en een een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een ziekenhuis, gevolgd door een plaatsing in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad heeft ernstige zorgen over de basale zorg, veiligheid en ontwikkeling van [naam01] . [naam01] is in het ziekenhuis opgenomen met ernstig letsel, waaronder blauwe plekken in zijn gelaat, forse hersenschade en weefselschade door zuurstoftekort. Daarnaast bestaat de kans dat [naam01] mogelijk blind wordt. De oorzaak van dit letsel is nog onvoldoende duidelijk, waarbij de mogelijkheid nog bestaat dat dit letsel is toegebracht. De Raad heeft verder zorgen over het feit dat de ouders zich niet hebben gehouden aan de veiligheidsafspraken van Veilig Thuis ten aanzien van het zes-ogenbeleid bij bezoeken aan [naam01] . Ook zal [naam01] nog een intensief medisch vervolgtraject in moeten gaan als hij het ziekenhuis verlaat, waarbij de Raad zorgen heeft over de houding van de ouders ten opzichte van de medische zorg. De ouders stonden eerder niet open voor contact met een huisarts of het consultatiebureau, [naam01] heeft geen vaccinaties en de ouders wilden geen maatschappelijke hulp vanuit het ziekenhuis, gelet op hun geloofsovertuiging. Daarbij willen ouders hun netwerk niet informeren over de situatie met [naam01] en is de moeder in het ziekenhuis aangetroffen met een blauw oog. Hier geeft zij een verklaring voor die het ziekenhuis onwaarschijnlijk overkomt. Een jeugdbeschermer is noodzakelijk, zodat er regie kan worden genomen over de hulpverlening en benodigde zorg voor [naam01] . Veder kunnen er duidelijke veiligheidsafspraken gemaakt worden met de vader en de moeder over het contact met [naam01] . De Raad vindt het belangrijk om de rapportage van het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (hierna: LECK) af te wachten, zodat de oorzaak van het letsel duidelijk wordt. Het is van belang dat de gecertificeerde instelling gaat onderzoeken of het netwerk betrokken kan worden. Ook dient de komende maanden zicht te komen op de ontwikkeling van [naam01] , waarbij de Raad nog geen beeld heeft kunnen vaststellen hoe het met [naam01] ging voor de ziekenhuisopname. Het is belangrijk dat ouders de samenwerking met de gecertificeerde instelling opzoeken.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Zij vindt het net als de Raad belangrijk om de LECK-rapportage af te wachten. Nu het gaat om een veiligheidskwestie is het van groot belang dat er meer duidelijkheid komt over de oorzaak van het letsel, voordat er verdere acties worden ondernomen. Momenteel is er nog geen contact geweest met het netwerk. Het is belangrijk dat dit netwerk goed wordt gescreend, gelet op de veiligheid van [naam01] . De vader en de moeder zullen een dag na de zitting het eerste begeleide contact hebben met [naam01] . De frequentie van de contactmomenten zal in het begin tweemaal per week zijn en de contactmomenten zullen worden begeleid door de ambulante spoedhulp. Aan de ambulante spoedhulp zal gevraagd worden om als onafhankelijke partij een advies te geven over de frequentie en duur van de omgang. De vader en de moeder hebben aangegeven vaker omgang te willen en de gecertificeerde instelling zal de wens van de vader en de moeder meenemen en uitzoeken wat mogelijk is. Het is belangrijk dat de vader en de moeder deze wens ook bij de raadsondezoeker neerleggen.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. Zij geeft aan dat de ouders de situatie met Veilig Thuis hebben onderschat. Zij begrijpt de zorgen wel, gelet op de fysieke toestand waarin [naam01] is aangetroffen en het ziekenhuis nog geen duidelijke reden heeft gevonden voor het letsel. Wel geeft de moeder aan dat [naam01] altijd al last heeft gehad van de stijfheid in zijn handjes en dat dit niet een gevolg is van dit letsel. Het blauwe oog, wat bij haar is gezien, is ontstaan doordat haar telefoon in de nacht uit haar handen was geglipt toen zij verbleven in het Ronald Macdonald huis. De arts had haar gezegd dit te begrijpen, maar in het rapport wordt opeens aangegeven dat deze uitleg niet bij het letsel past. Als zij iets te verbergen had, dan had zij dit wel beter verborgen. De moeder is nooit met [naam01] bij een huisarts geweest omdat er ook niets aan de hand was. Dit heeft dus niet direct te maken met de geloofsovertuiging. Daarnaast wist zij niet dat het consultatiebureau meer inhield dan het geven van vaccinaties. De advocaat van de moeder vult aan dat het voor de vader en moeder wennen is dat er een instantie meekijkt. Het was voor hen onvoldoende duidelijk wat hun rol was en wat zij nu wel of niet mochten. De vader en de moeder zijn bereid om mee te werken aan alle afspraken die voor [naam01] nodig zijn. Zij verzetten zich dan ook niet tegen de ondertoezichtstelling maar wel tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. Zij willen dat [naam01] zo snel mogelijk weer thuis komt wonen.
4.3.
De vader heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Hij onderschrijft wat de moeder naar voren heeft gebracht en benadrukt dat zij bereid zijn om nu aan de hulpverlening mee te werken. Zij willen graag ook zelf de onderste steen boven krijgen. Mocht de machtiging tot uithuisplaatsing alsnog uitgesproken worden, dan wil de vader verzoeken of de bezoeken met [naam01] verdubbeld worden van twee keer per week tot vier keer per week. Het liefst willen zij [naam01] elke dag zien, maar in ieder geval een zo ruim mogelijke contactregeling. In het ziekenhuis zagen zij [naam01] iedere dag en het valt hen zwaar dat zij [naam01] nu al dagen niet gezien hebben.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [naam01] weg te nemen. [naam01] zal voorlopig onder toezicht worden gesteld voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW). Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Bij [naam01] is in het ziekenhuis ernstig letsel geconstateerd waarvan de toedracht nog niet duidelijk is. Toegebracht letsel kan niet uitgesloten worden. Zolang hierover geen duidelijkheid bestaat, kan onvoldoende worden ingeschat, wat de veiligheidsrisico’s voor [naam01] zijn in de opvoedomgeving bij de vader en de moeder. Hiervoor dient meer informatie bekend te zijn en het is nodig om de lopende medische onderzoeken af te wachten. Naar het oordeel van de kinderrechter is het daarom noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft. De jeugdbeschermer kan regie voeren op de hulpverlening en de medische zorg voor [naam01] . Daarnaast kan de gecertificeerde instelling de ontwikkeling van [naam01] monitoren, nu zij nog beperkt zich heeft op zijn ontwikkeling. Dit is van belang gelet op de eerdere terughoudendheid van de vader en de moeder richting medische zorgverlening. Verder kan de jeugdbeschermer regie voeren op (begeleide) contactmomenten tussen [naam01] en de vader en de moeder. Naast de betrokkenheid van een jeugdbeschermer acht de kinderrechter een uithuisplaatsing van [naam01] in een pleeggezin ook noodzakelijk, om zijn veiligheid te waarborgen en ervoor te zorgen dat hij de hulp krijgt die hij medisch gezien nodig heeft. Het is positief dat de ouders ter zitting hebben aangegeven te zullen meewerken aan alle hulpverlening en de medische zorg die [naam01] nodig heeft. De gecertificeerde instelling dient nog verder te onderzoeken of een veilige plaatsing in het netwerk van de vader en de moeder mogelijk is. Zij zal ook de komende maanden moeten blijven evalueren of een uitbreiding van de contactmomenten tussen [naam01] en de vader en de moeder mogelijk is. Nu [naam01] niet langer in het ziekenhuis verblijft, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing alleen nog verlenen voor een voorziening in pleegzorg.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [naam01] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 18 oktober 2023 tot 4 januari 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 18 oktober 2023 tot 4 januari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023 door mr. G. van Zeben-de Vries, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 25 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.