ECLI:NL:RBDHA:2023:16528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
C/09/654622 / JE RK 23-1981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een kind in pleegzorg

Op 16 oktober 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Haaglanden betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een kind, hierna te noemen [naam01]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [naam01] momenteel niet in staat is om een veilige en gezonde opvoedomgeving te bieden. De moeder, die op dat moment in een psychiatrische instelling verbleef, had geen eigen woon- of verblijfplek en er waren ernstige zorgen over haar psychische gezondheid en middelengebruik. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van het ongeboren kind van de moeder, en het verzoek om de machtiging te verlengen werd gedaan op basis van de aanhoudende zorgen over de opvoedomgeving.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2023 waren de moeder en de vader van [naam01] niet aanwezig, maar hun advocaten en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling waren wel aanwezig. De kinderrechter heeft de situatie van de moeder en de ontwikkeling van [naam01] in het pleeggezin besproken. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk was om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, die loopt tot 4 december 2023. De kinderrechter benadrukte het belang van een goede contactregeling tussen de moeder en [naam01], zodra dit mogelijk is.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend met ingang van 17 oktober 2023 tot 4 december 2023 en verklaarde deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Het verzoek om een langere termijn werd afgewezen, en de beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/654622 / JE RK 23-1981
Datum uitspraak: 16 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden, locatie: Den Haag.
hierna te noemen: de Raad,
over:
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2023 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende [woonplaats01] ,
advocaat: mr. I.G.M. van Gorkum te Den Haag,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam03],
hierna te noemen: de vader van [naam04] ,
wonende in [woonplaats02] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 3 oktober 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om het toen nog ongeboren kind van de moeder (vanaf nu: [naam01] ) uit huis te plaatsen in een voorziening van pleegzorg van 3 oktober 2023 tot 17 oktober 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van 3 oktober 2023.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [naam05] namens de Raad;
  • mevrouw [naam06] en mevrouw [naam07] namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de moeder.
De vader van [naam04] en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader van [naam04] en de moeder wel juist zijn opgeroepen. De vader van [naam04] heeft op 10 oktober 2023 per mail laten weten niet aanwezig te zullen zijn tijdens de zitting. De advocaat van de moeder heeft aangegeven dat de moeder in de week voor de zitting had aangegeven graag te willen komen naar de zitting. Op de dag van de zitting heeft zij daarentegen aangegeven niet meer te willen komen. Ten tijde van de zitting heeft de kinderrechter het [X] gebeld, waar de moeder verblijft. Een begeleider van de psychiatrische instelling, die kort daarvoor de moeder had gesproken, heeft aan de kinderrechter telefonisch aangegeven dat de moeder niet wilde komen, maar op dit moment ook niet in staat was om te komen. De moeder stond er daarnaast niet voor open om telefonisch met de kinderrechter te spreken.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam01] .
2.2.
[naam01] verblijft in een pleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad heeft ernstige zorgen over [naam01] en de opvoedomgeving waarin hij terecht komt bij de moeder. De moeder is de afgelopen periode niet in staat gebleken om zelfstandig de juiste keuzes te maken voor de veiligheid en ontwikkeling van [naam01] en zijn broer [naam04] . De moeder heeft dagelijks middelen gebruikt tijdens de zwangerschap en heeft een onzeker en kwetsbaar bestaan. Zij verbleef tot eind augustus samen met [naam04] in een hotel, gefaciliteerd vanuit het daklozenloket. Door een incident heeft de moeder dit hotel moeten verlaten en mag zij niet meer terugkeren, dit betekent dat zij geen eigen woon- of verblijfplaats meer heeft. Momenteel verblijft de moeder met een zorgmachtiging binnen de Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: GGZ) in [X] (hierna: [X] ). De Raad maakt zich ernstig zorgen over het psychisch functioneren van de moeder. De Raad had gehoopt dat de moeder voldoende zou stabiliseren na het uitspreken van de voorlopige ondertoezichtstelling, zodat zij er als moeder voor [naam01] kon zijn en kon worden betrokken in het plan voor hem. De moeder heeft daarentegen langer de tijd nodig om te stabiliseren binnen de GGZ en is daardoor niet in staat om voor [naam01] te zorgen. Gezien het toestandsbeeld van de moeder is op dit moment een moeder-kind-huis geen optie. Vanuit een neutraal pleeggezin kan onderzocht worden, op welke manier de moeder in haar rol als moeder betrokken kan worden bij [naam01] . Een plaatsing bij de vader van [naam04] is niet aan de orde, nu het onduidelijk is wie de vader van [naam01] is.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Sinds de voorlopige ondertoezichtstelling is zij betrokken bij de moeder. De moeder is op 4 oktober 2023 bevallen van haar zoon, [naam01] . [naam01] heeft enkele dagen in het ziekenhuis gelegen ter observatie, gelet op het middelengebruik van de moeder tijdens de zwangerschap. In het bloed van [naam01] is cannabis aangetroffen, maar naar omstandigheden gaat het verder goed met hem. Momenteel verblijft [naam01] in een neutraal pleeggezin en hij ontwikkelt zich goed. Moeder is enkele uren na de bevalling weer teruggekeerd naar het [X] . De moeder dient hier nog verder psychisch stabiel te worden. De gecertificeerde instelling is op zoek naar de juiste hulp voor haar en een passende verblijfsplek, voor na haar verblijf in het [X] . Hiervoor is maatwerk nodig vanuit een specialistisch team, omdat de moeder geen netwerk heeft en ook het daklozenloket op dit moment niet weet waar de moeder kan verblijven. Vanuit de gemeente [plaats01] zijn regisseurs van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) betrokken en het jongvolwassenen team van [X] is ingezet. Door het voorgaande heeft de gecertificeerde instelling nog niet de mogelijkheid gehad om het perspectief van [naam01] verder te onderzoeken. Daarnaast heeft de moeder eerder geen hulp willen aanvaarden waardoor de gecertificeerde instelling nog geen volledig beeld heeft van de problematiek van de moeder. Zij lijkt op dit moment ook onvoldoende inzicht te hebben in haar eigen problematiek, terwijl het wel belangrijk is dat zij hier eerst aan werkt, voordat aan een terugplaatsing van de kinderen gedacht kan worden. Verder kijkt de gecertificeerde instelling ook of bewindvoering dan wel mentorschap voor de moeder nodig is. Momenteel heeft de moeder contact met [naam01] door middel van begeleid videobellen. De gecertificeerde instelling ziet tijdens dit bellen ook de liefde van de moeder richting haar kinderen. De gecertificeerde instelling wil toewerken naar een fysiek bezoekmoment, maar het moet dan wel veilig zijn voor [naam01] .
4.2.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De moeder heeft aangegeven heel graag zelf voor haar kinderen te willen zorgen. De advocaat van de moeder heeft haar cliënte de afgelopen weken na de bevalling zien verbeteren en hoopt dat zij snel verder opknapt. Zij ziet wel dat de moeder nu niet voor de kinderen kan zorgen omdat het psychisch nog niet goed genoeg met haar gaat en zij geen woonruimte heeft. Wel is een goede contactregeling met de kinderen belangrijk. Deze dient zo snel als mogelijk fysiek plaats te vinden. De videobelmomenten zijn erg goed gegaan en daarbij liet de moeder ook veel betrokkenheid bij de kinderen zien. De arts heeft tijdens de zitting van de zorgmachtiging aangegeven dat de moeder waarschijnlijk niet meer zo lang op de [X] zal verblijven. Volgens de advocaat van de moeder zal het einde van deze plaatsing dan ook een logisch moment zijn om over te gaan naar fysieke contactmomenten.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De moeder is momenteel niet in staat om [naam01] een veilige en gezonde opvoedomgeving te bieden. Er zijn nog steeds ernstige zorgen over de psychische gezondheid van de moeder. Zij verblijft op dit moment in een psychiatrische instelling en heeft geen eigen woon- of verblijfplek. Er is nog onvoldoende zicht op de problematiek van de moeder en zij lijkt zelf ook weinig inzicht in haar problematiek te hebben. Daarnaast heeft de kinderrechter zorgen over het alcohol- en drugsgebruik van de moeder. Voor een terugplaatsing van [naam01] bij de moeder, is het nodig dat de moeder eerst psychisch stabiel wordt, een veilige plek heeft om te verblijven en werkt aan haar eigen problematiek. Het is wel belangrijk dat er sprake is van een goede contactregeling tussen [naam01] en de moeder. Zodra dit mogelijk wordt geacht door de gecertificeerde instelling, moet deze contactregeling ook fysieke contactmomenten gaan bevatten. Gezien het voorgaande is het naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk voor de veiligheid, gezondheid en ontwikkeling van [naam01] dat hij in een pleeggezin verblijft. De voorlopige ondertoezichtstelling van [naam01] loopt nog tot 4 december 2023. De kinderrechter zal daarom het verzoek toewijzen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en afwijzen voor het overige.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 17 oktober 2023 tot 4 december 2023;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2023 door mr. G. van Zeben-de Vries, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 25 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.