ECLI:NL:RBDHA:2023:16533

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
2 november 2023
Zaaknummer
NL23.27206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag van een Algerijnse vreemdeling, geboren op 25 oktober 1995. De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was op 21 december 2022 ingediend, maar op 1 september 2023 heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld, waarbij de gemachtigde van de eiser aanwezig was, evenals de gemachtigde van de verweerder.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de eiser sinds 4 september 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er sindsdien geen contact meer is geweest. De gemachtigde van de eiser kon geen informatie geven over de verblijfplaats van de eiser, wat leidde tot de conclusie dat er geen procesbelang meer bestond bij de procedure. De rechtbank oordeelde dat indien een vreemdeling die bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming in Nederland, tenzij hij kan aantonen dat hij nog in contact staat met zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser niet meer bereikbaar was en er geen bewijs was dat hij nog prijs stelde op de bescherming. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27206
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.D. Alberda).

ProcesverloopBij besluit van 1 september 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 21 december 2022 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.27207, op 31 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 25 oktober 1995. Op 21 december 2022 heeft eiser onderhavige asielaanvraag ingediend.
2. Op 7 september 2023 heeft verweerder, onder verwijzing naar een bijlage van het COA bericht dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken sinds 4 september 2023 en dat niet is gebleken dat hij zich inmiddels weer heeft gemeld. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat geen sprake meer is van procesbelang bij de onderhavige procedure.
3. Op 29 oktober 2023 is de gemachtigde van eiser om een reactie gevraagd op het schrijven van 7 september 2023.
4. De gemachtigde van eiser heeft op 29 oktober 2023 bericht dat eiser niet in het bezit is van een telefoon waardoor communicatie moeilijk is en dat hij niet weet waar eiser verblijft. Ook is vermeld dat eiser de gemachtigde heeft verzocht om beroep in te stellen tegen het besluit van 1 september 2023 en dat hij het beroep dient voort te zetten.
5. Ter zitting is door de gemachtigde van verweerder, desgevraagd, bericht dat ook na de melding van 7 september 2023 niks meer van eiser is vernomen. De gemachtigde van eiser gaf, desgevraagd, ook aan niks meer vernomen te hebben van eiser.
6. Indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, dient er in beginsel vanuit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt [1] .
7. Gebleken is dat eiser sinds 4 september 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank stelt vast dat het voor de gemachtigde van eiser na de melding van 7 september 2023 onduidelijk is waar eiser is, dat de gemachtigde geen bericht van eiser heeft gekregen en zelf geen contact met hem kan leggen. Communicatie met eiser blijkt niet moeilijk omdat hij niet in het bezit is van een telefoon. Voor verweerder is het ook onduidelijk waar eiser verblijft, aangezien ook bij verweerder na de desbetreffende melding niks meer is vernomen van eiser.. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland, op grond waarvan er geen procesbelang meer bestaat bij het voeren van de onderhavige procedure. Dat de gemachtigde van eiser het beroep toch wil doorzetten omdat eiser aanvankelijk, voordat hij met onbekende bestemming is vertrokken, had aangegeven de beroepsprocedure te willen voeren, is gelet al op het voorgaande niet doorslaggevend om op grond daarvan procesbelang aan te nemen.
8. Vanwege het ontvallen van procesbelang gedurende deze beroepsprocedure, is het beroep niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2023 door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.