ECLI:NL:RBDHA:2023:16552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.17789 en NL23.17793
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 6 oktober 2023, zijn de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 19 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 4 september 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland een verzoek om overname aan Duitsland heeft gedaan, dat door Duitsland op 12 april 2023 is aanvaard. Eisers voerden aan dat zij onjuist waren geïnformeerd in het voornemen van de staatssecretaris, maar de rechtbank oordeelde dat deze fout niet afdoet aan de uiteindelijke beslissing van de staatssecretaris. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvragen terecht niet in behandeling heeft genomen.

Eisers stelden ook dat de staatssecretaris de aanvragen onverplicht had moeten behandelen vanwege bijzondere individuele omstandigheden, zoals de aanvraag van eiser als kennismigrant. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris in redelijkheid kon besluiten dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de overdracht aan Duitsland rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de medische omstandigheden van eisers niet voldoende waren om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de eisers de proceskosten toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.17789 en NL23.17793

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2023 in de zaken tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

[eiseres], v-nummer: [nummer] , eiseres
samen: eisers
(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 19 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen, samen met de zaken met zaaknummers NL23.17790 en NL23.17794, op 4 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om overname gedaan omdat eisers over een Duits visum beschikten ten tijde van de asielaanvraag. Duitsland heeft dit verzoek op 12 april 2023 aanvaard.
Zijn eisers benadeeld door de fout in het voornemen?
5. Eisers voeren aan dat zij in het voornemen onjuist zijn geïnformeerd doordat in het voornemen wordt gesteld dat er sprake is van een claimakkoord en daarmee volgens eisers wordt gesuggereerd dat Duitsland al iets heeft gesteld over de wijze van overdragen. Door deze handelswijze hebben eisers in de zienswijze niet voldoende kunnen reageren op de juiste informatie.
5.1
De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in de bestreden besluiten erkent dat in het voornemen ten onrechte was opgenomen dat er reeds sprake was van een claimakkoord terwijl dat (nog) niet het geval was. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich echter terecht op het standpunt dat een voornemen slechts een voorbereidingshandeling is en dat deze fout in het voornemen niet afdoet aan het feit dat Duitsland uiteindelijk een claimakkoord heeft uitgevaardigd en de verantwoordelijkheid voor eisers erkent. De rechtbank is ook geen rechtsregel bekend waaruit volgt dat een fout in het voornemen niet door de staatssecretaris mag worden hersteld in het daarop volgende besluit. De rechtbank acht in dit kader ook van belang dat door eisers niet is uitgelegd hoe zij door de fout in het voornemen in hun belangen zijn geschaad, bijvoorbeeld door uit te leggen op welke wijze zij dan in de zienswijze hadden willen reageren op het nog ontbreken van een claimakkoord. Ook in beroep hebben eisers hiertegen niets aangevoerd. Hoewel het voornemen dus een fout bevatte, leidt dit naar het oordeel van de rechtbank niet tot vernietiging van de bestreden besluiten. De beroepsgrond slaagt niet.
Kunnen eisers een succesvol beroep doen op artikel 17 van de Dublinverordening?
6. Eisers voeren aan dat de staatssecretaris de asielaanvragen onverplicht aan zich had moeten trekken vanwege hun bijzondere individuele omstandigheden. Door eiser is een aanvraag voor een verblijfsvergunning als kennismigrant ingediend voordat hij een asielaanvraag heeft ingediend. De beoogde werkgever van eiser is een erkend referent. De aanvraag ligt klaar om ingewilligd te worden. Eisers menen dat er sprake is van een zeer bijzondere, individuele omstandigheid nu het in het belang van Nederland is om een geschoolde en gewilde werknemer in Nederland te laten werken. Bovendien getuigt een eventuele overdracht van onevenredige hardheid, omdat eiser een sterke binding heeft met Nederland doordat hij al zijn hele leven elk jaar hier komt. De referent van eiser geeft aan dat eiser over goede kennis van Nederland en enige kennis van de Nederlandse taal beschikt. Het zou onevenredig zijn als de asielprocedure in Duitsland gevolgd moet worden. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijzen eisers naar een uitspraak deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem. [2] Volgens eisers blijkt uit deze uitspraak dat ook politieke en praktische redenen een rol kunnen spelen bij het gebruikmaken van de discretionaire bevoegdheid uit artikel 17 van de Dublinverordening. Door niet in te gaan op het belang van de aanvraag als kennismigrant, handelt de staatssecretaris onzorgvuldig, aldus eisers. Ook ondervinden eisers psychische klachten door de situatie waar zij zich nu in bevinden. Eisers wijzen ter onderbouwing van dat betoog op een verklaring van PsyValens.
6.1.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, voor zover in deze zaak van belang, kan in afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Dublinverordening, een lidstaat besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. Dit is een discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris waar hij terughoudend gebruik van maakt. Er wordt in ieder geval gebruik gemaakt van de bevoegdheid wanneer bijzondere individuele omstandigheden maken dat een overdracht van onevenredige hardheid getuigt. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de staatssecretaris heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van de staatssecretaris terughoudend.
6.2.
Uitgaande van deze terughoudende toetsing is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat in dit geval geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Duitsland. Op de aanvraag voor een verblijfsvergunning als kennismigrant is namelijk al een besluit genomen, waartegen ten tijde van het sluiten van het onderzoek in deze zaak bezwaar liep. In deze procedure is eiser uitgenodigd voor een hoorzitting. Op de zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat er geen uitzetting zal plaatsvinden in de periode dat het bezwaar loopt. Uit de aanvraag is – anders dan eisers stellen – niet gebleken dat alles klaarligt om de aanvraag toe te wijzen. Dat is in ieder geval niet af te leiden uit het enkele feit dat een hoorzitting is gepland. Dat eiser bij een overdracht naar Duitsland naar gesteld niet meer in aanmerking zou komen voor vrijstelling van het mvv-vereiste en dat hij daardoor niet meer in aanmerking komt voor inwilliging van zijn reguliere aanvraag, heeft de staatssecretaris niet doorslaggevend hoeven achten. Zoals de staatssecretaris op zitting terecht stelt is de reguliere aanvraag van eiser nu ook afgewezen en is de uitkomst van de bezwaarprocedure nog niet duidelijk. Wat de overdracht aan Duitsland voor een gevolgen heeft voor die aanvraag is dus op dit moment een onzekere toekomstige gebeurtenis, die de staatssecretaris niet van doorslaggevend belang heeft hoeven achten om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
Ten aanzien van de gestelde medische problematiek van eisers overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van PsyValens niet blijkt dat er geen overdracht aan Duitsland kan plaatsvinden. Ook blijkt hieruit niet dat Nederland de enige plek is waar een behandeling kan worden gevolgd. Uit de verklaring blijkt slechts dat het naar de mening van de behandelend psycholoog noodzakelijk is om de behandeling hier voort te zetten om het behaalde behandelresultaat te kunnen borgen. Daaruit volgt niet dat de overdracht naar Duitsland in medische zin onomkeerbare gevolgen heeft voor eisers die in strijd komen met het arrest C.K. [3] De staatssecretaris heeft er ook terecht op gewezen dat de medische voorzieningen in Duitsland vergelijkbaar worden geacht met die in Nederland. De staatssecretaris heeft daarom in de gestelde medische omstandigheden van eisers en de verklaring van PsyValens geen aanleiding in hoeven zien om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De staatssecretaris heeft die omstandigheden ook niet hoeven zien in de door eisers overgelegde steunbetuigingen waaruit hun bijzondere band met Nederland zou moeten blijken. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvragen terecht niet in behandeling heeft genomen. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van F.E. Brokke,
griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem 30 september 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:10840.
3.Arrest van het Hof van Justitie van 16 februari 2017 in de zaak C.K. tegen Slovenië, ECLI:EU:C:2017:127.