ECLI:NL:RBDHA:2023:16579
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na overdracht aan Duitsland het risico loopt op voorlopige hechtenis, noch dat hij geen toegang heeft tot kosteloze rechtsbijstand of een tolk. Eiser heeft zijn stellingen over een gebrek aan een eerlijke rechtsgang en de mogelijkheid om te klagen niet onderbouwd.
De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft voor het in behandeling nemen van asielaanvragen, en dat Nederland op 25 september 2023 een verzoek om terugname aan Duitsland heeft gedaan, dat door Duitsland op 27 september 2023 is aanvaard. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen gegronde vrees voor (indirect) refoulement is. Eiser heeft niet aangetoond dat het asiel- en opvangsysteem in Duitsland tekortkomingen vertoont die een reëel risico op schending van zijn rechten met zich meebrengen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.