ECLI:NL:RBDHA:2023:16579

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.33447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na overdracht aan Duitsland het risico loopt op voorlopige hechtenis, noch dat hij geen toegang heeft tot kosteloze rechtsbijstand of een tolk. Eiser heeft zijn stellingen over een gebrek aan een eerlijke rechtsgang en de mogelijkheid om te klagen niet onderbouwd.

De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft voor het in behandeling nemen van asielaanvragen, en dat Nederland op 25 september 2023 een verzoek om terugname aan Duitsland heeft gedaan, dat door Duitsland op 27 september 2023 is aanvaard. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen gegronde vrees voor (indirect) refoulement is. Eiser heeft niet aangetoond dat het asiel- en opvangsysteem in Duitsland tekortkomingen vertoont die een reëel risico op schending van zijn rechten met zich meebrengen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33447

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J. Oosterhof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 19 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2.
Op het verzoek van eiser een voorlopige voorziening te treffen (geregistreerd onder het zaaknummer NL23.34397) wordt afzonderlijk beslist.

Totstandkoming van het besluit

2. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 25 september 2023 bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 27 september 2023 op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening aanvaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten eiser
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Eiser wijst op pagina 6 van het aanmeldgehoor (aan hem is niet de mogelijkheid geboden een asielaanvraag te doen in Duitsland en geen gesprek aangeboden met de Duitse IND) en voegt hier aan toe dat hij nimmer de intentie heeft gehad om asiel aan te vragen in Duitsland en onder dwang vingerafdrukken van hem zijn genomen. Eiser is in Duitsland door de politie geslagen, mishandeld en vernederd omdat hij zich moest ontkleden. Eiser meent dat de Duitse autoriteiten hem geen fair trial zullen geven, nu zij op voorhand al hebben aangegeven hem terug te zullen sturen Algerije. Eiser ziet gelet op het voorgaande niet in hoe hij een klacht zou moeten indienen tegen het optreden van de Duitse politie. Tot slot wijst eiser opnieuw naar het AIDA-rapport d.d. 8 april 2022 ter zake het risico op voorlopige hechtenis, het gebrek in de rechtsbijstand, geen financiële middelen en geen tolk in de asielprocedure.
Overwegingen rechtbank
6. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in het algemeen van uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Duitsland dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [2] of artikel 4 van het Handvest [3] . Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo [4] .
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser er niet in geslaagd om het voorgaande aannemelijk te maken. Het enkele feit dat eiser zijn vingerafdrukken gedwongen zijn afgenomen betekent niet dat er niet meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Op grond van artikel 14 van de Dublinverordening zijn de lidstaten immers verplicht om illegale vreemdelingen te registreren. Voor zover eiser stelt dat hij in Duitsland geen asielaanvraag wilde doen, overweegt de rechtbank dat de intentie op grond van de Dublinverordening niet relevant is voor de bepaling van de verantwoordelijke lidstaat. Verder overweegt de rechtbank dat uit het door eiser aangehaalde AIDA-rapport niet volgt dat Duitsland zich ten opzichte van eiser niet aan zijn internationale verplichtingen houdt of dat er in Duitsland sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat uit het AIDA-rapport niet volgt dat er gevallen bekend zijn van Dublinclaimanten die na een overdracht het risico lopen om in voorlopige hechtenis te worden genomen. Ook is niet gebleken dat eiser geen kosteloze rechtsbijstand kan krijgen in geval van een beroepsprocedure in Duitsland. De staatssecretaris stelt terecht dat de omstandigheid dat asielzoekers in Duitsland niet automatisch recht hebben op gefinancierde rechtsbijstand ook niet maakt dat sprake is van structurele tekortkomingen. Dit is niet in strijd met artikel 47 van het Handvest, artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn of artikel 13 van het EVRM. Verder stelt de staatssecretaris terecht dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij tijdens de Duitse asielprocedure geen toegang heeft gehad tot een tolk. Ook de stelling van eiser dat hem niet de mogelijkheid is geboden een asielaanvraag in te dienen in Duitsland en dat hem geen asielgesprek is aangeboden, treft geen doel. Zoals de staatssecretaris terecht stelt heeft eiser slechts één dag in Duitsland verbleven. Vast staat dat Duitsland het terugnameverzoek heeft geaccepteerd, en hierbij garandeert dat eisers (lopende) asielaanvraag in behandeling wordt genomen overeenkomstig de internationale verplichtingen en relevante Europese richtlijnen. De niet onderbouwde stelling dat de Duitse autoriteiten hem geen fair trial zullen geven volgt de rechtbank gelet op het voorgaande niet. Verder heeft eiser de omstandigheden rondom de door hem gestelde mishandeling door de politie niet nader onderbouwd en kan uit zijn verklaringen niet worden afgeleid dat Duitsland jegens hem de verdragsverplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank ziet dan geen aanknopingspunten voor een gegronde vrees voor (indirect) refoulement.
6.2.
Van eiser mag worden verwacht dat hij zich bij voorkomende problemen in de asielprocedure, opvangvoorzieningen, of anderszins beklaagt bij de (hogere) Duitse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor hem niet is of dat de Duitse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen, dan wel dat het zoeken van hulp bij voorbaat zinloos is.
6.3.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de staatssecretaris gelet op het voorgaande geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Zie punten 91-93 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.