ECLI:NL:RBDHA:2023:16641

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
NL23.31967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van verklaringen en psychische problemen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 4 september 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 3 oktober 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 2 november 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting verschenen. Eiser heeft verklaard homoseksueel of transgender te zijn en heeft aangegeven te vrezen voor mishandeling bij terugkeer naar Marokko. Hij heeft bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van zijn verklaringen, waaronder een brief van LGBT Asylum Support en foto's van deelname aan de Pride.

De rechtbank constateert dat verweerder de verklaringen van eiser over zijn identiteit en seksuele gerichtheid ongeloofwaardig acht. Eiser heeft psychische problemen, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze problemen hem belemmerden in het geven van consistente en duidelijke verklaringen. De rechtbank verwijst naar een advies van Medifirst, dat geen reden vond om te concluderen dat eiser niet gehoord kon worden. Eiser heeft geen medisch bewijs overgelegd dat zijn psychische problemen onderbouwt. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder terecht is, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31967

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 4 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 3 oktober 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving vooraf dat de gemachtigde niet zou verschijnen, niet ter zitting verschenen.

Totstandkoming van het besluit

Het asielrelaas
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard homoseksueel, dan wel transgender te zijn en om die reden te zijn mishandeld en bespot door zijn omgeving. Eiser heeft verklaard dat hij in 2018 is mishandeld door drie mannen tijdens het uitgaan in Casablanca. Ook is hij drie maanden vastgehouden door zijn zeer religieuze familie. Bij terugkeer naar Marokko vreest eiser opnieuw mishandeld te worden door zijn familie en in zijn omgeving niet vrij te kunnen leven. Om zijn verklaringen over zijn seksuele gerichtheid te onderbouwen heeft eiser een brief van LGBT Asylum Support overgelegd, alsmede meerdere foto’s van eiser bij de Pride.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Seksuele gerichtheid;
Problemen als gevolg van (toegedichte) homoseksuele gerichtheid.
Verweerder acht eisers verklaringen over zijn identiteit en herkomst ongeloofwaardig. Wel wordt eiser gevolgd in zijn verklaringen over zijn Marokkaanse nationaliteit. Verweerder acht de gestelde seksuele gerichtheid van eiser en de problemen als gevolg van de gestelde homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig.

Beoordeling door de rechtbank

MOB-melding
4. Bij bericht van 2 augustus 2023 heeft verweerder medegedeeld dat eiser sinds 25 juli 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Hij wijst daartoe op een uitdraai van het systeem van het COa [1] waaruit volgt dat eiser op 25 juli 2023 zijn zelfstandige woonruimte heeft verlaten.
5. Uit vaste jusrisprudentie van de ABRvS [2] volgt dat indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit moet worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [3]
6. Bij bericht van 31 oktober 2023 heeft de gemachtigde van eiser bevestigd dat eiser de opvang heeft verlaten, dat hij nog contact met eiser heeft en eiser bij een vriend verblijft. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiser geen prijs meer stelt op internationale bescherming in Nederland. Het beroep is daarom ontvankelijk en de rechtbank zal het beroep dan ook inhoudelijk beoordelen aan de hand van de beroepsgronden.
Psychische problemen
7. Eiser voert aan dat hij psychische problemen heeft als gevolg waarvan hij niet duidelijk en consistent heeft kunnen verklaren. Het niet goed in kaart hebben van eisers psychische problemen kan en mag niet aan hem worden toegerekend.
8. De rechtbank overweegt dat op 15 juli 2022 een advies is uitgebracht door Medifirst, waaruit blijkt dat er medische klachten zijn gebleken tijdens het onderzoek, maar dat er geen reden is om te concluderen dat eiser niet gehoord kan worden. Medifirst heeft aangegeven dat eiser moeilijke gebeurtenissen heeft meegemaakt en heeft geadviseerd om hier rekening mee te houden en pauzes in te lassen. Verder heeft Medifirst eiser met klem geadviseerd om naar de GZA [4] te gaan. Eiser is vervolgens niet naar de GZA gegaan. Verder heeft eiser geen enkel medisch stuk overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van psychische problemen als gevolg waarbij eiser niet consistent en duidelijk heeft kunnen verklaren. Eiser heeft desgevraagd tijdens de gehoren ook aangegeven dat hij in staat was gehoord te worden. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege psychische klachten niet in staat was om consistent en duidelijke te verklaren tijdens de gehoren. De rechtbank overweegt nog dat -zonder nadere toelichting die evenwel ontbreekt - niet reeds uit het verloop van de gehoren, alsmede uit de inhoud van de verklaringen die eiser daarin heeft afgelegd, volgt dat er sprake is van dusdanige psychische problemen, dat verweerder om die reden niet van zijn verklaringen kon uitgaan. Hoewel in de beroepsgronden is aangegeven dat het feit dat eiser geen medische hulp heeft gezocht voortvloeit uit zijn beperkingen en dat dit punt ter zitting nader zou worden toegelicht, is dit niet gebeurd. Eiser, noch zijn gemachtigde zijn ter zitting verschenen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Relevante elementen
9. De rechtbank stelt vast dat eiser de door verweerder verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling van de relevante elementen niet inhoudelijk heeft betwist.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Gezondheidszorg Asielzoekers