ECLI:NL:RBDHA:2023:16668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
NL23.18751
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublinverordening en overdracht van asielaanvraag aan Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de [nationaliteit] nationaliteit heeft. Eiser had op 3 maart 2023 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Verweerder achtte Duitsland verantwoordelijk voor de behandeling van de aanvraag op basis van een claimakkoord dat op 20 april 2023 tot stand is gekomen tussen Nederland en Duitsland. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft de zaak op 5 september 2023 behandeld, maar beide partijen hebben aangegeven niet ter zitting te verschijnen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 4 september 2023, na ontvangst van de berichten van partijen. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn individuele belangen en dat hij in Duitsland niet goed is behandeld. De rechtbank overweegt dat eiser geen omstandigheden heeft aangedragen die zouden wijzen op onevenredige hardheid bij de overdracht aan Duitsland. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft besloten om de asielaanvraag niet inhoudelijk te behandelen en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, en is openbaar gemaakt op 5 september 2023. Eiser kan binnen een week na deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18751

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat verweerder Duitsland hiervoor verantwoordelijk acht.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (NL23.18752).
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep aanvankelijk op 5 september 2023 op zitting geagendeerd. Bij bericht van 3 september 2023 heeft de rechtbank partijen verzocht om uiterlijk op 4 september 2023 aan te geven of zij zullen verschijnen ter zitting, gelet op de beperkte discussie tussen partijen in de stukken. De rechtbank heeft hierbij aangegeven geen vragen aan partijen te hebben.
Beide partijen hebben op 4 september 2023 aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen. Verweerder is hierbij tevens inhoudelijk ingegaan op de gronden van beroep. De rechtbank heeft na ontvangst van deze berichten van partijen het onderzoek gesloten op 4 september 2023.

Overwegingen

1. Eiser heeft de [nationaliteit] nationaliteit en heeft op 3 maart 2023 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft eerder in Duitsland een asielaanvraag ingediend. Tussen Nederland en Duitsland is vanwege deze omstandigheid op 20 april 2023 een claimakkoord tot stand gekomen. Verweerder wil eiser op grond van dit claimakkoord overdragen aan Duitsland.
3. Eiser voert als beroepsgrond aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn individuele belangen. In de zienswijze heeft eiser aangevoerd dat hij in Duitsland niet goed is behandeld en dat nadere bewijsstukken hiervan zullen worden overgelegd.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
5. De rechtbank gaat er van uit dat eiser heeft bedoeld een beroep te doen op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Verweerder heeft op grond van deze bepaling een bevoegdheid om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen, ook al is verweerder daartoe niet verplicht op grond van de verantwoordelijkheidscriteria. Indien de vreemdeling verweerder verzoekt om gebruik te maken van deze bevoegdheid en omstandigheden aandraagt om te onderbouwen dat een overdracht getuigt van onevenredige hardheid, dient verweerder het samenstel van argumenten in onderlinge samenhang te beoordelen en te betrekken bij zijn motivering indien hij geen gebruik maakt van deze bevoegdheid. De rechtbank stelt vast dat in beroep in het geheel geen omstandigheden zijn aangedragen. Verweerder heeft voorts in het verweerschrift terecht gewezen op het relaas van eiser, voor zover hij heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overdracht aan Duitsland. Eiser heeft geen andere argumenten aangedragen. De rechtbank is ambtshalve niet bekend met tekortkomingen in de asielprocedure of opvang in Duitsland die nader onderzoek vergen of die moeten leiden tot het verbieden van de overdracht. Dat eiser in Duitsland geen toegang zal hebben tot medische zorg of dat deze zorg onvoldoende goed of passend is voor mogelijke aandoeningen waar eiser mee kampt is niet gesteld en blijkt overigens nergens uit.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. N.C.M. van Bijnen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 05 september 2023
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.