ECLI:NL:RBDHA:2023:16700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
NL23.20933
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en bewijsvoering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 25 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 juli 2023 de aanvraag van eiser afgewezen, met als argument dat de aanvraag ongegrond is. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, heeft op 29 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft de zaak op 15 september 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas niet voldoende is onderbouwd. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn claims over mishandeling door de broers van zijn vriendin, en zijn verklaringen zijn inconsistent. De staatssecretaris heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende zijn best heeft gedaan om bewijs te verzamelen, zoals medische documenten of aangiften, en dat zijn verklaringen over de aanleiding van de problemen vaag zijn.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er geen gegronde vrees voor vervolging is en dat eiser bij terugkeer naar Algerije geen reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20933

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 13 juli 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Dit besluit geldt tevens als terugkeerbesluit.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2023 op zitting behandeld. De gemachtigde van de staatssecretaris is ter zitting verschenen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit en is geboren op 9 november 1993. Hij heeft op 29 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Sinds 2015 heeft hij een relatie met [naam] . De broers van [naam] waren het daarmee niet eens. Eiser kreeg na anderhalf jaar ruzie met de broers, waarna zij eiser regelmatig tegenkwamen op straat en hem sloegen. Twee maanden voor eisers vertrek kwamen onbekende mannen naar hem toe en die wilden hem aanrijden. Daaropvolgend hebben onbekende mannen geprobeerd eiser te slaan met een zwaard en eiser is samen met een vriend in een auto ontsnapt. Na deze incidenten voelde eiser zich bedreigd en vervolgens is eiser twee weken later (in 2018) illegaal uit Algerije vertrokken. Bij terugkeer vreest eiser voor de broers van [naam] .
Eiser is op 28 mei 2023 opgepakt in Amsterdam vanwege diefstal. Hij is veroordeeld tot 30 dagen gevangenisstraf en heeft in de periode van 30 mei en 26 juni 2023 in detentie in Lelystad gezeten.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit;
2. Problemen vanwege relatie met [naam] .
4. De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat relevant element 1 geloofwaardig wordt geacht. Relevant element 2 wordt ongeloofwaardig geacht, om de volgende redenen. Ten eerste heeft eiser zijn problemen niet met documenten onderbouwd. Ten tweede heeft eiser vaag verklaard over de aanleiding van de problemen. Als laatste heeft eiser wisselend verklaard over de problemen.
Verder oordeelt de staatssecretaris voorafgaand aan de geloofwaardigheidsbeoordeling dat aan de noodzaak tot bescherming afbreuk wordt gedaan door de volgende punten. Ten eerste is eiser langere tijd in Europa verbleven zonder eerder asiel aan te vragen en van hem mag verwacht worden dat hij bescherming inroept zo gauw hij in Europa aankomt. Ten tweede blijkt uit de veroordeling voor diefstal dat eiser zich niet houdt aan de geldende regels terwijl dit wel van hem verwacht mag worden als hij zich meldt voor een asielprocedure.
Het geloofwaardig geachte element 1 maakt niet dat eiser gegronde vrees voor vervolging heeft of dat eiser bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen.
Geloofwaardigheid problemen vanwege relatie met [naam]
Problemen niet met documenten onderbouwd
5. Eiser voert aan dat aan hem wordt tegengeworpen dat hij geen documenten heeft overgelegd, maar deze zijn er ook niet. Eiser heeft aangifte gedaan, maar heeft daarvan geen papieren ontvangen zoals niet ongewoon is in Algerije. Dat moet worden meegewogen. Het klopt dat eiser niet vaker naar het politiebureau is gegaan om na te vragen hoe het met zijn aangifte stond, maar als hij dat wel had gedaan zou hij ook geen documenten hebben gekregen omdat deze niet worden afgegeven.
Er wordt aangenomen dat er documenten zouden moeten zijn, zoals foto’s waarop eventuele verwondingen te zien zijn door de mishandeling door de broers, maar deze zijn er niet dus dit kan hem ook niet tegengeworpen worden. Ook heeft eiser niet verklaard dat hij zich onder doktersbehandeling heeft moeten laten stellen zodat daar ook niet van verwacht kan worden documenten te overleggen.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt dat, gelet op WI 2014/10, van eiser verwacht mag worden dat hij zijn best doet om zijn asielrelaas te onderbouwen met documenten en verklaringen. In het nader gehoor (op p. 9) geeft eiser zelf aan verder niets ondernomen te hebben ten aanzien van het verkrijgen van een afschrift van de aangifte tegen de vier onbekende mannen. Het standpunt van de staatssecretaris dat hieruit niet blijkt dat eiser voldoende zijn best heeft gedaan om aan bewijsmiddelen te komen komt de rechtbank dan ook niet onjuist voor Hetgeen eiser stelt, dat ook al zou hij dit gedaan hebben hij nog niet aan de gevraagde documenten zou komen, doet daaraan niet af. Bepalend is immers dat eiser geen enkele aantoonbare poging heeft ondernomen om dit te doen. Verder stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat de gestelde jarenlange fysieke mishandeling niet is aangetoond door middel van medische documenten of foto’s, terwijl wel verwacht kan worden dat hij hierover enige documenten kan overleggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Vaag verklaard over de aanleiding van de problemen
6. Eiser voert aan dat aan hem nooit is uitgelegd waarom de broers het zo op hem gemunt hadden en waarom hij in hun ogen niet voldeed. Dat hij vaag zou verklaren over de redenen waarom de broers zoveel problemen met hem hadden kan hem dan ook niet tegengeworpen worden. Vanaf begin af aan hadden de broers hun afkeur duidelijk gemaakt en na anderhalf jaar begonnen de vechtpartijen en dergelijke. Eiser heeft deze incidenten beschreven, maar de achterliggende reden heeft hij nooit te horen gekregen en kan hij dus niet uitleggen.
6.1.
Deze beroepsgrond van eiser is een herhaling van wat hij eerder in de procedure naar voren heeft gebracht. De staatssecretaris is hierop in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan. Omdat eiser in beroep enkel herhaalt wat hij ook al eerder naar voren heeft gebracht, zonder aan te geven of en op welke punten de reactie van de staatssecretaris hierop tekortschiet, slaagt het betoog van eiser alleen al daarom niet.
Wisselende verklaringen over problemen
7. Eiser voert aan dat in de beschikking wordt erkend dat geen sprake is van tegenstrijdige verklaringen over de problemen, maar ook dit is geen reden om het relaas alsnog geloofwaardig te achten. Er vallen dus twee tegenwerpingen weg en daardoor is de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling inmiddels ernstig uit de pas gaan lopen.
In punt 12 van de zienswijze heeft eiser uitgelegd waarom er wel verband is tussen de broers en de aanvallende mannen met hun zwaarden. In de beschikking wordt erkend dat er geen vragen zijn gesteld over dit verband, maar enkel geoordeeld dat dit de beoordeling ook niet anders maakt.
Er wordt nog een tegenstrijdigheid gemaakt in het voornemen: enerzijds heeft eiser verklaard dat hij geen verwondingen heeft opgelopen tijdens een ruzie en anderzijds heeft hij verklaard dat hij is geslagen door vier onbekenden. Dit is echter geen tegenstrijdigheid want je kunt zijn geslagen zonder verwondingen op te lopen, aldus eiser.
7.1.
De staatssecretaris volgt in de beschikking (in tegenstelling tot in het voornemen) wel dat eiser heeft verklaard dat hij door de broers is bedreigd met de dood en dat de onbekende mannen hem fysiek zouden hebben belaagd, maar niets hebben gezegd. Aan eiser wordt dus niet meer tegengeworpen dat hij hierover wisselend heeft verklaard. Daarnaast wordt niet meer tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het begin van de problemen. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat het wel nog steeds onduidelijk blijft waarom de problemen pas na anderhalf jaar zouden zijn begonnen, als de broers het er volgens eiser vanaf het begin van de relatie al niet mee eens waren. Er blijven daarnaast nog andere tegenwerpingen staan, zoals dat eiser eerst verklaarde dat hij geen verwondingen heeft opgelopen tijdens een ruzie en later verklaarde hij dat hij is geslagen door vier onbekenden. Dit is een wisselende verklaring volgens de staatssecretaris, immers eiser is wel of niet verwond tijdens een ruzie. Ter zitting heeft de staatssecretaris erkend dat dit niet een heel duidelijke tegenstrijdigheid betreft omdat geslagen zijn niet per definitie betekent ook gewond te zijn, maar het valt volgens de staatssecretaris niet goed in te zien dat als je regelmatig geslagen bent dat je dat niet met bepaalde documenten kan bewijzen. Deze tegenstrijdigheid blijft dan ook staan. De rechtbank kan dit volgen. Verder verklaarde eiser dat hij door vier onbekenden is geslagen en bijna met een auto is aangereden, en later verklaarde hij dat deze onbekende mannen niks tegen hem hebben gezegd toen zij hem sloegen en met zwaarden op hem afkwamen en hem probeerden aan te rijden. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat er enig verband is tussen de gestelde problemen met de broers en de vier onbekenden. Het verband is enkel gebaseerd op de veronderstelling van eiser zonder concrete informatie. Het standpunt van de staatssecretaris dat van eiser verwacht mocht worden dat hij uit zichzelf meer zou verklaren over het verband tussen de broers en de aanvallende mannen kan de rechtbank volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Overige gronden
8. Eiser voert aan dat hem niet tegengeworpen kan worden dat hij pas in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend, en niet eerder in een ander Europees land. Hier heeft hij namelijk een goede reden voor. Eiser wilde voor zijn vriendin gezinshereniging vragen als zijn aanvraag zou worden ingewilligd en hij kwam na wat onderzoek tot de conclusie dat dit in Nederland de grootste kans maakte. Verder stelt eiser dat het feit dat hij is veroordeeld in Nederland voor het plegen van een misdrijf (diefstal) niets te zeggen heeft over de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat van eiser verwacht mag worden dat hij bescherming inroept zo gauw hij in Europa aankomt en het feit dat eiser lange tijd in Europa heeft verbleven zonder asiel aan te vragen afbreuk doet aan de door hem gestelde noodzaak tot bescherming. De staatssecretaris kan gevolgd worden in zijn standpunt dat, als al gevolgd wordt dat eiser naar Nederland wilde vanwege de voor hem grotere kans op bescherming, niet valt in te zien waarom hij pas vijf jaar na zijn vertrek uit Algerije zich in Nederland meldt voor asiel. Verder stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat gebleken is dat eiser zich niet houdt aan de wet- en regelgeving van Nederland, gelet op de veroordeling voor diefstal, en dat dit afbreuk doet aan de gestelde noodzaak tot bescherming, omdat verwacht mag worden dat iemand die vlucht uit zijn land van herkomst zich gedraagt volgens de geldende regels in het land waar hij om internationale bescherming vraagt. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris niet ten onrechte de problemen vanwege de relatie met [naam] (relevant element 2) ongeloofwaardig geacht. Gelet op de overwegingen hiervoor was er voor de staatssecretaris ook geen aanleiding om, zoals gesteld, eiser het voordeel van de twijfel te geven.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.