In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2023, in de zaken NL23.24875 en NL23.24877, wordt het beroep van twee eisers, een vader en zijn zoon, tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De eisers, die de Syrische nationaliteit hebben, hebben op 12 mei 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar eerder op 24 april 2023 al een verzoek om internationale bescherming in Letland ingediend. Nederland heeft Letland op 10 juli 2023 verzocht om de eisers terug te nemen, wat door Letland op 24 juli 2023 is geaccepteerd.
De rechtbank behandelt de argumenten van de eisers, die stellen dat zij in Letland in detentie zijn geplaatst zonder rechterlijke tussenkomst en dat zij vrezen voor indirect refoulement. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvragen niet in behandeling te nemen, omdat Letland in beginsel zijn verdragsverplichtingen nakomt. De eisers hebben niet voldoende bewijs geleverd dat Letland hen niet de juiste rechtsbijstand biedt of dat hun detentie onrechtmatig is. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening en de noodzaak voor eisers om concrete bewijzen te leveren als zij stellen dat een andere lidstaat niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft gereageerd op de zorgen van de eisers en dat hun beroep niet slaagt.