ECLI:NL:RBDHA:2023:16734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
NL.23.32376
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2023, in de zaak met nummer NL23.32376, wordt het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is op 18 januari 2023 opgelegd en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 12 oktober 2023 verzocht om te beoordelen of de bewaring kan voortduren, aangezien er meer dan 75 dagen zijn verstreken sinds het indienen van het beroep tegen de maatregel. De rechtbank heeft eerder al verschillende uitspraken gedaan over deze maatregel, waaronder op 6 februari, 31 maart, 8 augustus en 17 oktober 2023.

De rechtbank heeft het vooronderzoek op 18 oktober 2023 gesloten en besloten dat een zitting niet nodig was, omdat er geen gewijzigde omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het verzoek van eiser om gehoord te worden in te willigen, aangezien de reeds beschikbare informatie voldoende was voor een oordeel.

De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af en concludeert dat er geen proceskostenveroordeling nodig is. De uitspraak is gedaan door rechter W.P.C.G. Derksen en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32376

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Stoetzer-van Esch),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 18 januari 2023.
1.1.
De staatssecretaris heeft de rechtbank op 12 oktober 2023 laten weten dat het langer dan 75 dagen geleden is dat eiser beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Daarom heeft de staatssecretaris verzocht om te beoordelen of de bewaring kan voortduren (de vervolgkennisgeving). Daarbij heeft de staatssecretaris een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft op die voortgangsrapportage gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst bij uitspraak van 6 februari 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 31 maart 2023. [2] Op het beroep tegen het verlengingsbesluit is beslist bij uitspraak van 8 augustus 2023. [3] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 17 oktober 2023. [4]
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 18 oktober 2023 gesloten en bepaald dat een onderzoek op zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring
rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [5]
4.1.
Uit de uitspraak van 17 oktober 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 10 oktober 2023) rechtmatig was.
Geen zitting
5. Hoewel eiser heeft verzocht om op zitting gehoord te worden, heeft de rechtbank aan dat verzoek geen gevolg gegeven. Het horen van de vreemdeling in vervolgberoepen is niet verplicht. Het horen van eiser is in dit geval ook niet nodig. De rechtbank heeft namelijk op basis van de stukken in het procesdossier al voldoende informatie om een oordeel te kunnen geven over het vervolgberoep. Daarbij is van belang dat, buiten het tijdsverloop, geen gewijzigde omstandigheden in de persoonlijke situatie van eiser zijn aangevoerd en deze de rechtbank ook niet ambtshalve zijn gebleken. De nu aangevoerde gronden wijken ook niet af van de gronden die zijn aangevoerd in het vervolgberoep dat tot de uitspraak van 17 oktober 2023 heeft geleid.
Moet de belangenafweging in het voordeel van eiser uitvallen?
6. Zoals hiervoor onder 6 vermeld wijken de gronden niet af van de gronden die in de uitspraak van 17 oktober 2023 zijn beoordeeld. De rechtbank ziet in het enkele verstrijken van 8 dagen na het sluiten van het onderzoek in die zaak tot het sluiten van het onderzoek nu geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens ook nu geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [6]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 6 februari 2023, zaaknummer NL23.1794 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 31 maart 2023, zaaknummer NL23.8989 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 8 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12347.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 17 oktober 2023, zaaknummer NL23.31110 (nog niet gepubliceerd).
5.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
6.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.