ECLI:NL:RBDHA:2023:16735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
22/6038
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de compensatie voor kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2009

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 november 2023, in de zaak tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen, wordt het beroep van eiseres tegen de vastgestelde compensatie voor kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2009 beoordeeld. Eiseres ontving kinderopvangtoeslag voor de opvang van haar twee kinderen, maar de Belastingdienst had deze toeslag lager vastgesteld dan het verstrekte voorschot, wat leidde tot terugvorderingen. Eiseres verzocht om herbeoordeling, waarop de Belastingdienst de compensatie verhoogde, maar niet in overeenstemming met de door eiseres overgelegde opvanguren.

De rechtbank constateert dat de Belastingdienst in zijn besluit niet voldoende rekening heeft gehouden met de extra opvanguren die eiseres heeft afgenomen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en vernietigt dit voor zover het de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 betreft. De rechtbank draagt de Belastingdienst op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de extra opvanguren van eiseres in aanmerking moeten worden genomen. Eiseres heeft recht op een hogere kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009, en de rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst het griffierecht en de proceskosten van eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. P. Salim),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door verweerder vastgestelde compensatie voor de toeslagjaren 2008 en 2009.
1.1
In het primaire besluit van 1 juli 2021 heeft verweerder de compensatie voor de jaren 2007 tot en met 2009 vastgesteld op een bedrag van € 81.979. Met het bestreden besluit van 15 augustus 2022 heeft verweerder de compensatie verhoogd met € 11.069 tot een bedrag van € 93.048.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn ter zitting verschenen. De gemachtigden van verweerder hebben deelgenomen via een online-verbinding.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft over de jaren 2007, 2008 en 2009 kinderopvangtoeslag ontvangen voor de opvang van haar twee kinderen. Verweerder heeft de kinderopvangtoeslag voor deze jaren lager vastgesteld dan het bedrag dat als voorschot was verstrekt. Dit heeft geleid tot terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2009 op
31 mei 2011, 7 juni 2011 en 6 maart 2012. Na het indienen van verzoeken om herziening, heeft verweerder op 13 juli 2013 de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2007 herzien naar
€ 6.356 en voor het jaar 2008 herzien naar € 9.770. Op 12 juli 2014 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 herzien naar € 7.467.
3. Op 20 november 2019 heeft eiseres verweerder verzocht om een herbeoordeling van haar recht op kinderopvangtoeslag. Na een beoordeling van de situatie van eiseres heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres in aanmerking komt voor de hardheidsregeling en dat de kinderopvangtoeslag voor de jaren 2007 tot en met 2009 vastgesteld dient te worden op basis van de door eiseres afgenomen opvanguren. Verweerder heeft aan eiseres voor die jaren in het primaire besluit daarom een compensatiebedrag toegekend van in totaal
€ 81.979. Voor het jaar 2007 is de kinderopvangtoeslag vastgesteld op een bedrag van
€ 11.289, voor het jaar 2008 op een bedrag van € 17.177 en voor het jaar 2009 op een bedrag van € 23.663.
4. De bezwaarschriftenadviescommissie (bac) heeft verweerder geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, omdat sprake is van een motiveringsgebrek en geadviseerd om het compensatiebedrag opnieuw te berekenen aan de hand van de door eiseres opgevoerde kinderopvangkosten en kinderopvanguren. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2007 verhoogd tot een bedrag van € 16.663 en de bezwaren voor het overige ongegrond verklaard. Het totale compensatiebedrag is daardoor met € 11.069 verhoogd tot een bedrag van € 93.048.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres stelt dat verweerder het advies van de bac voor de jaren 2008 en 2009 ten onrechte niet heeft opgevolgd. En dat verweerder alleen van het advies mag afwijken als de afwijking voldoende gemotiveerd en gerechtvaardigd is wat niet het geval is. Volgens eiseres blijkt uit de door haar overgelegde stukken dat zij in die jaren meer opvanguren heeft afgenomen dan waar verweerder vanuit gaat.
Wat vindt verweerder in beroep?
6. Verweerder stelt dat hij voor de jaren 2008 en 2009 van meer opvanguren is uitgegaan dan het aantal uren opvang dat volgt uit de door eiseres overgelegde stukken, zodat er geen reden is om te komen tot een hoger compensatiebedrag.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit, in navolging van het advies van de bac, de compensatiebedragen wel degelijk heeft herrekend aan de hand van de door eiseres overgelegde stukken. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd aangegeven waarom de herrekening voor de onderhavige jaren niet tot een hogere compensatie heeft geleid. Het bestreden besluit is op dit punt niet onzorgvuldig voorbereid.
8. De rechtbank constateert dat het dossier inconsistenties bevat met betrekking tot het door verweerder in aanmerking genomen urenaantal. Zo is in productie 44 vermeld dat voor het jaar 2009 1.101 uren zijn gebruikt in de rekentool, terwijl in het bestreden besluit staat dat verweerder voor dat jaar is uitgegaan van 2.025 opvanguren per kind. Daar komt bij dat verweerder ter zitting heeft erkend dat in het bestreden besluit niet helder genoeg is weergegeven dat de 1.500 opvanguren van kinderopvang [bedrijfsnaam 1] ([bedrijfsnaam 1]) die zijn weergegeven in de door eiseres ingebrachte annex I, zijn betrokken in de compensatie voor het jaar 2009. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet deugdelijk is gemotiveerd.
9. De rechtbank zal hierna beoordelen of verweerder in de onderhavige jaren van het juiste urenaantal voor de opvang van de kinderen van eiseres bij Kindercentrum de [bedrijfsnaam 2] ([bedrijfsnaam 2]) en [bedrijfsnaam 1] is uitgegaan.
9.1
Eiseres heeft als annex IV een verklaring van de directeur van de [bedrijfsnaam 2] van
26 maart 2021 overgelegd. Volgens die verklaring heeft eiseres in de periode van januari tot en met juli 2008 in totaal 719,50 opvanguren per kind afgenomen en in de periode van april tot en met september 2009 heeft zij in totaal 462,50 opvanguren per kind afgenomen. De perioden die de directeur van de [bedrijfsnaam 2] in zijn verklaring hanteert, komen overeen met de perioden van aanspraak op kinderopvangtoeslag die eiseres in het aanvullend bezwaar van 30 mei 2022 en bij de bac naar voren heeft gebracht [1] en sluiten aan bij de RKT [2] gegevens van verweerder voor het jaar 2008 en bij het stuk dat eiseres als annex VII [3] heeft overgelegd. De einddatum van 31 juli 2008 van de opvang via [bedrijfsnaam 2] is tevens
in lijn met de hierna in overweging 9.2 vermelde startdatum van 20 augustus 2008 van de opvang via [bedrijfsnaam 1].
9.2
Als annex V heeft eiseres facturen van [bedrijfsnaam 1] overgelegd die zien op de periode van 20 augustus tot en met december 2008. Op alle facturen is een aanvangsdatum
van 20 augustus 2008 vermeld. Deze datum sluit aan bij de RKT [4] gegevens van verweerder voor het jaar 2008 en bij hetgeen eiseres blijkens productie 14 [5] destijds aan verweerder heeft doorgegeven. Volgens de facturen van [bedrijfsnaam 1] heeft eiseres in de periode van
20 augustus tot en met december 2008 in totaal 548 opvanguren per kind afgenomen. Als annex I heeft eiseres een “kostenspecificatie 2009 buitenschoolse opvang” van [bedrijfsnaam 1] met dagtekening 27 november 2008 overgelegd. In die kostenspecificatie is voor het jaar 2009 uitgegaan van in totaal 1.500 opvanguren per kind. Het urenaantal in die kostenspecificatie komt overeen met het urenaantal waarvan eiseres ten overstaan van de bac heeft gesteld dat daarvan moet worden uitgegaan [6] en verweerder heeft dit urenaantal niet betwist.
9.3
Uit het voorgaande volgt dat eiseres voor het jaar 2008 recht heeft op kinderopvangtoeslag voor in totaal 1.267,50 opvanguren per kind. Voor het jaar 2009 heeft zij recht op kinderopvangtoeslag voor in totaal 1.962,50 opvanguren per kind. De rechtbank leidt uit de gedingstukken af dat verweerder in zijn compensatieberekening voor het jaar 2008 is uitgegaan van 1.562 [7] opvanguren per kind. Voor het jaar 2009 is verweerder uitgegaan van 2.025 [8] opvanguren per kind.
9.4
Eiseres heeft ter zitting weliswaar gesteld dat zij gedurende heel het jaar 2008 en 2009 zowel via de [bedrijfsnaam 2] als [bedrijfsnaam 1] opvang afnam, maar zij heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Daar komt bij dat uit de overwegingen 9.1 en 9.2 volgt dat haar stelling niet wordt ondersteund door of past bij de aanwezige informatie in dit dossier. Haar stelling is bovendien strijdig met hetgeen eiseres in het aanvullend bezwaar van 30 mei 2022 heeft aangevoerd en met de wijziging die zij aan verweerder heeft doorgegeven op
5 oktober 2008 [9] .
9.5
Uit het voorgaande volgt dat het door verweerder gehanteerde urenaantal in het voordeel van eiseres uitvalt, waardoor zij meer opvanguren vergoed heeft gekregen dan de uren die volgen uit de hiervoor vermelde stukken. Met inachtneming van dit urenaantal heeft verweerder de kinderopvangtoeslag voor de onderhavige jaren berekend op respectievelijk € 17.177 [10] en € 23.663 [11] . De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de berekening van verweerder te twijfelen. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat deze berekening onjuist zou zijn. Ter voorlichting van eiseres merkt de rechtbank nog op dat de aan eiseres toegekende kinderopvangtoeslag niet gelijk kan zijn aan de bedragen die zij in de onderhavige jaren aan de [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 1] heeft betaald, omdat rekening gehouden moet worden met de eigen bijdrage die elke ouder voor de kinderopvang verschuldigd is.
9.6
De rechtbank verwijst tot slot nog naar de door eiseres als annex VIII overgelegde factuur van de [bedrijfsnaam 2] voor de maand september 2009. De rechtbank leidt daaruit af dat eiseres op 22 en 23 juli 2009 22 uur extra opvang per kind heeft afgenomen en van 10 tot en met 21 augustus 2009 88 uur per kind extra heeft afgenomen. Dit is in totaal 110 extra opvanguren per kind. De rechtbank stelt vast dat verweerder met die extra opvanguren geen rekening heeft gehouden. Dit betekent dat eiseres voor het jaar 2009 recht heeft op kinderopvangtoeslag voor in totaal 2.072,50 (1.962,50 + 110) opvanguren per kind. Nu verweerder voor het jaar 2009 is uitgegaan van 2.025 opvanguren per kind, heeft eiseres per kind nog recht op een nadere vergoeding ter hoogte van het bedrag dat overeenstemt met 47,50 opvanguren.

Conclusie en gevolgen

10. Gelet op wat de rechtbank in overweging 8. heeft overwogen, is het beroep gegrond omdat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. Het bestreden besluit wordt om die reden vernietigd. De rechtbank is van oordeel dat, met inachtneming van de toelichting van verweerder in het verweerschrift en de toelichting ter zitting, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten, voor zover het betreft de aan eiseres toegekende kinderopvangtoeslag voor het jaar 2008. Ten aanzien van de aan eiseres toegekende kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009, ziet de rechtbank geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. Verweerder dient in zoverre een nieuw besluit te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak in overweging 9.6 is overwogen.
11. Gelet op het voorgaande is er aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 50 en de proceskosten vergoedt. Verweerder heeft eiseres bij het bestreden besluit al een proceskostenvergoeding toegekend voor de bezwaarprocedure. De hoogte van de proceskostenvergoeding in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de kinderopvangtoeslag voor het
jaar 2009 en laat de rechtsgevolgen voor het overige in stand;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak
met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen over de
kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674;
- draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 50 aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Habetian, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie productie 47 en bladzijde 6 van het advies van de bac.
2.Zie productie 13a waarin staat dat de opvang tot 31 juli 2008 via Bso de Kas liep. De
3.Hieruit blijkt dat eiseres het contract met de [bedrijfsnaam 2] met ingang van 1 oktober 2009 heeft
4.Zie productie 13a waarin staat dat de opvang via [bedrijfsnaam 1] is aangevangen op 1 augustus 2008.
5.Uit dit wijzigingsformulier blijkt dat eiseres op 5 oktober 2008 aan verweerder heeft doorgegeven
6.Zie productie 47 en bladzijde 6 van het advies van de bac.
7.Zie de producties 39 en 39a, gelezen in samenhang met pagina 9 van het verweerschrift.
8.Zie productie 40, gelezen in samenhang met pagina 11 van het verweerschrift.
9.Zie voetnoot 5.
10.Zie producties 39 en 39a, gelezen in samenhang met de pagina’s 9 en 10 van het verweerschrift.
11.Zie productie 40, gelezen in samenhang met pagina 11 van het verweerschrift.