ECLI:NL:RBDHA:2023:16745

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.33711
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser was op 2 augustus 2023 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten op 30 oktober 2023.

Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko, ondanks zijn medewerking aan het proces. Hij heeft documenten overgelegd die zijn identiteit en nationaliteit bevestigen, en heeft contact opgenomen met het Marokkaanse consulaat. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn om te concluderen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, en dat er geen reden is om een lichter middel toe te passen.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33711

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 augustus 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 30 oktober 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het eerdere beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, 19 september 2023, rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting naar Marokko. Eiser zit al drie maanden in bewaring en heeft altijd meegewerkt aan zijn uitzetting. Hij heeft documenten overgelegd waaruit zijn identiteit en nationaliteit blijkt, een brief geschreven naar de Marokkaanse consul en meermaals telefonisch contact opgenomen met het Marokkaanse consulaat. Dit heeft echter niet geleid tot een uitzetting. Ook blijkt uit het dossier niet dat op korte termijn een lp [3] zal worden afgegeven. Eiser voert daarnaast aan dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen, gelet op eisers volledige medewerking aan zijn uitzetting.
5. De rechtbank is, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 augustus 2023, [4] van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder voor eiser, is komen te ontbreken. De verstreken tijd sinds het indienen van de lp-aanvraag op 16 augustus 2023 maakt niet dat op voorhand twijfel bestaat over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten binnen afzienbare termijn een lp zullen afgeven. Op 18 september 2023 zijn via de vader van eiser een kopie van eisers identiteitskaart en een kopie van een visumblad uit eisers paspoort ontvangen. Diezelfde dag zijn deze stukken door verweerder doorgezonden naar het Marokkaanse consulaat. Eiser heeft verklaard dat hij een brief heeft geschreven aan de consul en meermaals heeft gebeld met het consulaat. Gelet hierop zijn er geen aanknopingspunten dat geen sprake is van zicht op uitzetting.
6. Verder was verweerder niet gehouden om een lichter middel toe te passen, gelet op het onttrekkingsrisico dat volgt uit de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd. De omstandigheid dat eiser nu meewerkt aan zijn uitzetting, betekent nog niet dat hij zich niet aan toezicht zal onttrekken als er een lichter middel wordt toegepast. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren
van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig
moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraken van 14 augustus 2023, zaaknummer NL23.22606, en 26 september 2023, zaaknummer NL23.28728.
3.Laissez-passer.