ECLI:NL:RBDHA:2023:16751
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvragen op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de asielaanvragen van drie eisers, waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder optrad. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard. De eisers hadden tegen de besluiten van de staatssecretaris, waarin hun asielaanvragen niet in behandeling werden genomen, beroep ingesteld. De staatssecretaris had zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielverzoeken van de eisers.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielverzoeken en heeft beoordeeld of de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvragen niet onverplicht in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terughoudend gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden waren die een uitzondering op de overdracht aan Duitsland rechtvaardigden. De eisers hadden aangevoerd dat zij in Nederland wilden blijven vanwege de zwangerschap van eiseres en de aanwezigheid van andere familieleden, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om af te wijken van de Dublinverordening.
De rechtbank heeft ook de beroepsgrond van eiser 1 over de verlenging van de overdrachtstermijn verworpen, omdat de uiterste overdrachtstermijn nog niet was verstreken. Tot slot heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.