ECLI:NL:RBDHA:2023:16753
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoeken om voorlopige voorziening in asielzaken met betrekking tot verantwoordelijkheidskwesties
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 november 2023 uitspraak gedaan in de zaken van verzoekers [naam 1], [naam 2] en [naam 3] tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekers hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris, waarin hun asielaanvragen niet in behandeling zijn genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij het niet eens waren met de besluiten van de staatssecretaris.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak is vermeld dat er eerder op dezelfde dag uitspraak is gedaan in andere zaken die verband houden met de verzoeken om voorlopige voorziening. De rechtbank heeft in die zaken de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat de verzoeken om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond zijn afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de voorzieningenrechter is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.