1.1De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten.
Eiser is op 17 december 2022 in IJmuiden, Nederland aangekomen. Op die dag heeft hij te kennen gegeven een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen aanvragen. Eiser is de toegang geweigerd en hem is de maatregel op grond van artikel 6, derde lid, Vw opgelegd. Eiser is vervolgens overgebracht naar het Justitieel Complex Schiphol. Blijkens het proces-verbaal bevindingen algemeen van 18 december 2022 is op die datum geconstateerd dat ten onrechte de toegang is geweigerd aan eiser en dat een besluit omtrent het al dan niet verlenen van toegang had moeten worden uitgesteld.
Vervolgens is eiser opnieuw gehoord. Het verslag van gehoor is met pen ingevuld, voorzien van een ondertekening, maar zonder vermelding van de naam en functie van degene die het gehoor heeft afgenomen, en zonder datering. Op 20 december 2022 is de maatregel van 17 december 2022 opgeheven.
Aan eiser is op die datum een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, Vw opgelegd, ondertekend te IJmuiden.
Op 27 december 2022 is een op die datum opgemaakt en digitaal ondertekend formulier M19 Beschikking tot aanwijzing van een ruimte of plaats ingevolge artikel 6, eerste lid, of eerste en tweede lid, of derde lid van de Vreemdelingenwet 2000 in het dossier geplaatst.
Op 24 januari 2023 is in het andere dossier van eiser, met nummer NL23.701, een aanvullend proces-verbaal geüpload. De rechtbank beschouwt dit proces-verbaal als (ook) in dit dossier ingelast en is met de inhoud ervan bekend. Nu eiser op dit proces-verbaal heeft gereageerd, zowel in dit dossier als in het dossier met nummer NL23.701, acht de rechtbank eiser met de inhoud van het aanvullend proces-verbaal bekend en wordt hij niet in zijn belangen geschaad.
2. Zowel tijdens de behandeling ter zitting als in het aanvullend proces-verbaal van 24 januari 2023 is uitdrukkelijk aangegeven dat de maatregel van 17 december 2022 digitaal is ondertekend op 27 december 2022 en dat het nadrukkelijk niet gaat om een nieuwe maatregel. In het aanvullend proces-verbaal is immers opgenomen: “Door ofwel een systeemfout of een gebruikersfout is de maatregel op 17 december 2022 niet ondertekend. Het niet digitaal ondertekenen van de maatregel heeft geen invloed op het uitdraaien en uitreiken van de maatregel. Deze is dan ook op 17 december 2022 uitgereikt aan [eiser] .
Nadat ik deze fout onderkende heb ik [naam] de opdracht gegeven de maatregel alsnog digitaal te ondertekenen. Dit heeft [naam] op 27 december 2022 gedaan. Het betreft hier geen nieuwe maatregel maar alleen de ondertekening van de maatregel van 17 december.”
3. Hoewel de rechtbank bij deze gang van zaken de nodige vraagtekens plaatst, vooral nu zich in het dossier een met pen ondertekende maatregel van 17 december 2022 bevindt, is zij van oordeel dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. Er is immers geen nieuwe maatregel opgelegd, zodat daar ook geen beroep tegen openstond. De maatregel van 17 december 2022 is door verweerder op 20 december 2022 al opgeheven. In zoverre kan het beroep dan ook niet worden aangemerkt als een beroep tegen de maatregel van 17 december 2022. Ten slotte kan het beroep ook niet worden aangemerkt als een beroep tegen de voortduring van de maatregel van 20 december 2022. Op grond van artikel 96, eerste lid, Vw kan immers alleen een vervolgberoep worden ingediend als een eerste beroep of kennisgeving tegen de oplegging van de maatregel ongegrond is verklaard. Daarvan is geen sprake, nu de maatregel van 20 december 2022 bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van vandaagis opgeheven.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. De rechtbank ziet echter wel aanleiding om eiser te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. Verweerder heeft namelijk zodanige verwarring gesticht met de hiervoor beschreven gang van zaken, dat het eiser niet kan worden verweten dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hem op 27 december 2022 een nieuwe maatregel was opgelegd en daarom kan hem evenmin worden verweten dat hij hiertegen is opgekomen.