ECLI:NL:RBDHA:2023:1682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
NL22.17767
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vrouw op grond van persoonlijke omstandigheden en vluchtelingschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraakse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij verdragsvluchteling was of dat zij bij terugkeer naar Irak een reëel risico liep op vervolging of ernstige schade. De rechtbank stelde vast dat de aanvraag was ingewilligd op basis van haar minderjarigheid, maar dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor een zelfstandige verblijfsvergunning op basis van haar persoonlijke omstandigheden. Eiseres had aangevoerd dat zij vanwege haar status als alleenstaande en kwetsbare vrouw vreest voor vervolging in Irak, maar de rechtbank oordeelde dat deze vrees niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen grond was voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17767

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [naam]
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

ProcesverloopBij besluit van 11 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op de zitting van 8 december 2022 gevoegd behandeld met de beroepen van haar moeder en haar zus. Die beroepen zijn geregistreerd onder de volgende zaaknummers: NL22.17766 en NL22.17768. Eiseres en haar zus zijn niet verschenen. Haar moeder is wel verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is ter zitting een tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [naam] . Op 20 november 2021 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, Vw 2000. De vergunning is verleend met ingang van 20 november 2021, geldig tot 20 november 2026. Eiseres voldoet aan de voorwaarden om als minderjarig kind van een op asielgronden toegelaten vreemdeling - in haar geval haar moeder - te kunnen worden toegelaten. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij verdragsvluchteling is op grond van haar persoonlijke feiten en omstandigheden. Volgens verweerder zijn de geloofwaardig geachte relevante elementen niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag en komt eiseres derhalve niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000. Aan eiseres wordt evenmin een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
3. De moeder van eiseres (NL22.17766) is bij afzonderlijk besluit van 11 augustus 2022 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000. De vergunning is verleend met ingang van 20 november 2021, geldig tot 20 november 2026.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit omdat zij vindt dat zij op grond van haar persoonlijke feiten en omstandigheden aanspraak maakt op een (zelfstandige) verblijfsvergunning. Zij stelt dat zij vanwege het behoren tot de specifieke sociale groep van vrouwen en meer in het bijzonder tot die van alleenstaande en kwetsbare ‘ongehoorzame’ vrouwen, vreest voor vervolging in Irak van de kant van haar familie. Eiseres wordt door haar familie gezocht, omdat zij als vrouw de familie niet wilde gehoorzamen en zich niet wilde laten uithuwelijken door haar oom. Ten onrechte concludeert verweerder dat er geen aanleiding is voor de conclusie dat eiseres in Irak gegronde redenen heeft om te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, noch dat zij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiseres dient in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, althans onder b, Vw 2000.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak op dit moment zal worden vervolgd of een reëel gevaar loopt op ernstige schade.
Met betrekking tot vluchtelingschap heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen, onder verwijzing naar zijn beleid in paragraaf C2/3.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), dat vrouwen niet enkel op basis van sekse worden aangemerkt als sociale groep als bedoeld in artikel 3.37, lid 1, aanhef en onder d, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, omdat vrouwen als sociale groep te divers van samenstelling zijn. Voorts heeft verweerder terecht overwogen dat ook in het (landen)beleid aangaande vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag geen uitzondering of specifiek beleid geldt voor een sociale groep ‘alleenstaande en kwetsbare ongehoorzame’ vrouwen. Eiseres heeft niet uitgelegd of onderbouwd waarom dit anders zou moeten zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Ten aanzien van het betoog van eiseres zij bij terugkeer een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM loopt, omdat haar oom haar wil uithuwelijken overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zal worden uitgehuwelijkt door haar oom. Verweerder wijst er terecht op dat eiseres niet heeft verklaard dat zij in het verleden is blootgesteld aan een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM. Tevens heeft eiseres verklaard dat haar oom altijd al zo praatte tegen haar als het over uithuwelijking ging. Bovendien heeft haar oom tot aan haar vertrek in 2021 geen initiatieven ontplooid om het uithuwelijken plaats te laten vinden. Voorts heeft verweerder terecht het standpunt ingenomen dat de vrees niet aannemelijk wordt geacht, omdat eiseres allang op de hoogte was van de voorgenomen plannen om eiseres uit te huwelijken, maar zij pas in 2021 Irak heeft verlaten. Daar komt bij dat niemand op de hoogte is van het vertrek van eiseres uit Irak en zij geen contact meer heeft met haar familie. Degenen van wie zij vervolging vreest, zijn dus niet op de hoogte. Het voorgaande in samenhang gezien, maakt dat verweerder ook terecht stelt dat het niet aannemelijk is dat eiseres een reëel risico loopt op schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer naar Irak als gevolg van de door haar gestelde ondervonden problemen in verband met uithuwelijking.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Rechtsmiddel
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.