ECLI:NL:RBDHA:2023:16828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.18906
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf op basis van onvoldoende sociale en economische bindingen met Eritrea

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf voor familiebezoek bij haar dochter. De minister van Buitenlandse Zaken heeft het visum geweigerd met een besluit van 9 december 2021, waarop eiseres bezwaar heeft gemaakt. Het bestreden besluit van 8 juni 2023 bevestigde de afwijzing, waarna eiseres beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank heeft beoordeeld of de minister terecht het visum heeft afgewezen. Eiseres, geboren in Eritrea, heeft aangevoerd dat zij sterke sociale en economische bindingen met Eritrea heeft, maar de rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze bindingen niet voldoende zijn om een tijdige terugkeer naar Eritrea te garanderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar sociale leven in Eritrea zo sterk is dat zij niet in Nederland kan blijven. Ook heeft de minister kunnen concluderen dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar economische bindingen, zoals het ontvangen van huur voor een woning in Eritrea.

Daarnaast heeft de rechtbank het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM verworpen, omdat een visum voor kort verblijf niet bedoeld is om familieleven te faciliteren, tenzij in bijzondere gevallen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, met mr. R. de Mul als griffier, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18906

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nr.],
(gemachtigde: mr. S. Igdeli),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, de minister

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf voor familiebezoek bij haar dochter [naam dochter] (hierna: referente).
2. De minister heeft het visum met het besluit van 9 december 2021 geweigerd. Hiertegen is bezwaar gemaakt.
3. Met het besluit van 8 juni 2023 (hierna: het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld
4. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 op zitting behandeld in Middelburg. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Referente, eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of het terecht is dat de minister in het bestreden besluit bij de afwijzing van de aanvraag voor een visum voor eiseres is gebleven. Zij doet dat aan de hand van wat eiseres tegen dit besluit heeft aangevoerd. De rechtbank gaat daarbij uit van de feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden op het moment van het bestreden besluit.
7. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
8. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Eritrese nationaliteit. Zij wil in Nederland op familiebezoek bij referente. Op 2 december 2021 heeft zij hiervoor een aanvraag voor een visum kort verblijf ingediend.
9. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 9 december 2021 afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met zijn besluit van 10 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Na het instellen van beroep, heeft de minister dit besluit op 18 november 2022 ingetrokken.
10. De minister heeft op 30 januari 2023 een brief met vragen naar eiseres verzonden omdat hij aanvullende informatie nodig had voordat hij op het bezwaar van eiseres kon beslissen. Eiseres heeft op deze vragen gereageerd met haar brief van 6 april 2023. De minister heeft op 8 juni 2023 het bestreden besluit genomen, waarbij hij vasthoudt aan de afwijzing van de visum aanvraag.
11. De minister heeft de aanvraag afgewezen op twee gronden. Ten eerste omdat eiseres het doel en de omstandigheden voor het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond. [1] Ten tweede omdat eiseres geen sterke sociale en economische bindingen heeft met Eritrea. Daarom is niet verzekerd dat zij tijdig naar Eritrea terugkeert. [2]
12. Op de zitting heeft de minister meegedeeld dat hij niet langer tegenwerpt dat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen niet heeft aangetoond. De rechtbank zal deze afwijzingsgrond daarom niet bespreken.
Gronden van beroep
13. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Allereerst stelt eiseres dat zij wel een sociale binding met Eritrea heeft. De minister houdt bij de beoordeling van de sociale binding ten onrechte alleen maar rekening met de omstandigheid dat eiseres een eigen gezin heeft. De minister had ook de omstandigheid dat zij een rijk sociaal leven heeft moeten betrekken. Ook is eiseres de enige persoon die voor haar oom in Eritrea kan zorgen. Daarnaast is zij in het verleden meerdere keren vanuit Ethiopië naar Eritrea teruggekeerd. Verder voert eiseres aan dat zij een economische binding heeft met Eritrea. Zo ontvangt zij iedere maand huur voor een woning die zij in Eritrea verhuurt. Ook staat er een geldbedrag op haar bankrekening. Dit geldbedrag kan zij niet in het buitenland opnemen. Daarnaast bezit eiseres een stuk grond in Eritrea. De minister heeft te weinig rekening gehouden met al deze omstandigheden en met de door eiseres ingediende documenten. Volgens eiseres is er daarom sprake van een onzorgvuldig genomen besluit. Tot slot doet eiseres een beroep op artikel 8 van het EVRM. [3] Er is namelijk sprake van een gezins-/familieleven met referente. Zij hebben elkaar al jaren niet gezien en het is niet mogelijk om elkaar in een ander land dan Nederland te zien.
Toetsingskader
14. De rechtbank stelt voorop dat bij het onderzoek of aan de toepassingsvoorwaarden van de Visumcode is voldaan, aan de minister een zekere beoordelingsruimte toekomt. Eiseres moet aannemelijk maken dat er geen redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiser om Nederland vóór het verstrijken van de geldigheid van het gevraagde visum te verlaten. De rechtbank kan dit oordeel van de minister slechts terughoudend toetsen. [4]
Sociale binding
15. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sociale binding van eiseres met Eritrea niet zodanig sterk is dat tijdige terugkeer naar Eritrea is gegarandeerd. Anders dan eiseres stelt, heeft de minister niet alleen maar rekening gehouden met de omstandigheid dat eiseres geen gezin heeft in Eritrea. Uit het besluit volgt dat de minister het gestelde rijke sociale leven van eiseres ook heeft betrokken bij het nemen van het besluit, maar dat dit niet betekent dat hiermee haar tijdige terugkeer naar Eritrea is verzekerd. Eiseres heeft bovendien haar gestelde rijke sociale leven niet onderbouwd met bewijsstukken. Daarnaast heeft de minister kunnen overwegen dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar gestelde zorgtaken zodanig groot zijn dat tijdige terugkeer naar Eritrea is gegarandeerd. De minister heeft mogen opmerken dat zij dit ook niet heeft aangetoond met de overgelegde verklaring van de Staat Eritrea, sub district Senegeti, van 28 februari 2022. Eiseres heeft verklaard dat zij één dag per week voor haar oom zorgt. Daarnaast verblijft zij vanaf 10 december 2022 in Ethiopië. De minister heeft daarom mogen concluderen dat de oom zich tot 10 december 2022 zes dagen per week zelfstandig kon redden en vanaf 10 december 2022 zonder enige hulp van eiseres staande houdt. Bovendien heeft de minister kunnen overwegen dat er een groot verschil zit tussen terugkeren vanuit Ethiopië naar Eritrea en tussen terugkeren vanuit Nederland naar Eritrea.
Economische binding
16. Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister heeft mogen stellen dat eiseres haar economische binding met Eritrea onvoldoende heeft aangetoond, waardoor tijdige terugkeer niet is verzekerd. Allereerst heeft eiseres niet ontkend dat zij in Eritrea geen baan heeft. Ook heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat niet is bewezen dat eiseres iedere maand huur ontvangt en vervolgens dit bedrag op haar bankrekening stort. In dit verband heeft de minister in zijn verweerschrift toegelicht dat eiseres bankafschriften kan indienen. Dit heeft eiseres niet gedaan. Zij heeft onvoldoende onderbouwd waarom dit voor haar niet mogelijk is. Daarnaast verblijft eiseres sinds 10 december 2022 in Ethiopië. Het is daarom redelijk dat de minister concludeert dat eiseres niet in Eritrea aanwezig moet zijn voor het verhuren en beheren van de woning. Ook heeft de minister in zijn verweerschrift voldoende uitgelegd dat er mogelijkheden zijn om het geldbedrag dat op eiseres haar bankrekening staat in het buitenland op te nemen. Tot slot heeft verweerder kunnen overwegen dat het stuk grond wat eiseres in bezit heeft, niet tot een economische binding leidt. Zo heeft eiseres niet toegelicht dat zij aanwezig in Eritrea moet zijn voor het beheren van het stuk grond.
Artikel 8 van het EVRM
17. Het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM slaagt ook niet. Een visum voor kort verblijf is in principe niet bedoeld om het uitoefenen van familieleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM mogelijk te maken. De visum aanvraag ziet namelijk op kort verblijf en niet op langdurig verblijf. Alleen in bijzondere gevallen kan artikel 8 van het EVRM daarom een rol spelen. Het enkele feit dat eiseres en referente elkaar jaren niet hebben gezien, is niet zo bijzonder dat de minister om die reden een visum voor kort verblijf moet verlenen. Daarnaast heeft eiseres niet onderbouwd dat zij en referente elkaar niet in een ander land dan Nederland kunnen zien.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, ii) van de Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode).
2.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de Visumcode.
3.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie het arrest Koushkaki van het Hof van Justitie EU van 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:862.