ECLI:NL:RBDHA:2023:1683
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraakse vrouw op grond van onvoldoende bewijs van vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in de bodemzaak met zaaknummer NL22.17768. Eiseres, een Iraakse vrouw, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was ingewilligd. De vergunning was verleend op basis van haar status als minderjarig kind van een op asielgronden toegelaten vreemdeling, maar eiseres stelde dat zij ook recht had op een zelfstandige verblijfsvergunning op basis van haar persoonlijke omstandigheden.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij vreest voor vervolging in Irak vanwege haar weigering om te worden uitgehuwelijkt door haar oom en haar status als alleenstaande en kwetsbare vrouw. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Irak daadwerkelijk vervolgd zal worden of dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank heeft het standpunt van verweerder onderschreven dat de relevante elementen in de zaak niet voldoende zijn om aan te nemen dat eiseres in aanmerking komt voor vluchtelingenstatus op basis van het Vluchtelingenverdrag.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres met betrekking tot een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM verworpen, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar vrees voor uithuwelijking door haar oom reëel is. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond.