ECLI:NL:RBDHA:2023:16890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.23716
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Slovenië en opvangomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Slovenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de opvangomstandigheden in Slovenië zo slecht zijn dat hij daar niet veilig kan worden opgevangen.

De rechtbank heeft de zaak op 27 oktober 2023 behandeld en de argumenten van eiser beoordeeld. Eiser heeft gesteld dat de opvang in Slovenië niet voldoet aan de internationale normen en dat hij bij terugzending een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat de opvang in Slovenië structurele tekortkomingen vertoont die het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondermijnen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar rapporten van de Sloveense ombudsman en de situatie in de opvangcentra, die volgens de rechtbank niet duiden op een onoverkomelijk risico voor eiser.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat de staatssecretaris niet verplicht is om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan eiser is om eventuele klachten over de opvang in Slovenië bij de relevante autoriteiten daar aan te kaarten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23716

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , V-nummer: [V-nr.] , eiser

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Slovenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 op zitting behandeld in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 20 april 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. In dat artikel is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een asielvergunning niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 22 november 2022 in Slovenië een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft de Sloveense autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. De Sloveense autoriteiten hebben dat verzoek op 12 juni 2023 geaccepteerd.
3. Eiser voert daartegen aan dat de opvang voor asielzoekers in Slovenië zodanig slecht is dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser doet daarbij een beroep op een rapport van de Sloveense ombudsman, dat betrokken is bij de AIDA-rapportage over Slovenië van 12 mei 2023. De Sloveense ombudsman heeft geconstateerd dat de Sloveense asielopvang niet voldoet aan de criteria van EASO/EUAA [2] en dat sprake is van ernstige tekortkomingen op het gebied van persoonlijke waardigheid, privacy en veiligheid. Dit door de ombudsman geschetste beeld komt ook overeen met de verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Slovenië. Klagen over de opvangomstandigheden bij de Sloveense autoriteiten heeft geen zin, omdat de tekortkomingen in de opvang structureel zijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Als uitgangspunt geldt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Slovenië zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Dit is ook recentelijk door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd. [3] Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem in Slovenië dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [4] of artikel 4 van het Handvest. [5] Van een schending van deze artikelen zal eerst sprake zijn indien die tekortkomingen structureel zijn en een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [6] Deze drempel wordt bereikt wanneer de onverschilligheid van een lidstaat ertoe leidt dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie.
5. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat sprake is van dusdanige tekortkomingen in de Sloveense opvangvoorzieningen dat de drempel uit het Jawo-arrest wordt bereikt. Uit het door eiser in de zienswijze overgelegde AIDA-rapport, waarin de conclusies van de Sloveense ombudsman zijn betrokken, blijkt dat er in Slovenië problemen spelen ten aanzien van de kwaliteit van de opvang, maar hieruit blijkt niet dat het gaat om structurele tekortkomingen. Uit het rapport blijkt dat de Sloveense ombudsman twee opvangcentra heeft bezocht en geconcludeerd heeft dat de ondermaatse condities in deze centra het gevolg zijn van overbevolking en een gebrek aan capaciteit. Verweerder heeft in dat kader opgemerkt dat Slovenië in december 2022 een plan heeft ondertekend in samenwerking met de EUAA, waaruit blijkt dat Slovenië ondersteuning heeft gevraagd bij het uitbreiden van de opvangcapaciteit. De Sloveense autoriteiten staan dus niet onverschillig tegenover deze problemen. Ook los van de houding van de Sloveense autoriteiten is niet gebleken dat eiser bij overdracht een reëel risico loopt om terecht te komen in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie.
6. Ook eisers persoonlijke ervaringen leiden niet tot de conclusie dat ten aanzien van Slovenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat hij opvang heeft gekregen in Slovenië, maar zich in het kamp niet op zijn gemak voelde en last had van allergieën. Verder heeft eiser verklaard dat er geen activiteiten in het kamp waren en dat het hem niet beviel dat veel mensen verslaafd aan drugs of medicijnen waren. Hieruit kan niet worden afgeleid dat Slovenië zich niet aan zijn internationale verplichtingen houdt.
7. Bij voorkomende problemen met betrekking tot de opvang ligt het op de weg van eiser om daarover in Slovenië te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Het is niet gebleken dat zij eiser niet effectief zouden kunnen of willen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is. De stelling dat klagen zinloos is omdat de opvangproblemen structureel zijn, wordt niet gevolgd omdat het nu juist niet aannemelijk is gemaakt dat die problemen structureel zijn.
8.
Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.European Asylum Support Office/European Union Agency for Asylum.
3.Uitspraak van 21 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1106).
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
5.Handvesten van de grondrechten van de Europese Unie.
6.Zie punten 91-93 van het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:218).