ECLI:NL:RBDHA:2023:16900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
C/09/643999 / JE RK 23-467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam01], geboren op [geboortedatum01] 2022. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, had verzocht om de machtiging te verlengen tot het einde van de ondertoezichtstelling, te weten tot 5 december 2023. De kinderrechter had eerder op 21 september 2023 al een machtiging verleend voor de periode van 5 oktober 2023 tot 5 november 2023. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 oktober 2023 waren de ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaat mr. L.P. Lagerweij, en was ook een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig via telefonische verbinding.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [naam01] goed verloopt en dat er geen zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de ouders. De ouders hebben een goede band met [naam01] en de wisselmomenten tussen de ouders en de pleegouders zijn een punt van zorg, maar er zijn geen signalen dat het niet goed gaat wanneer [naam01] bij de ouders is. De kinderrechter heeft de ouders geprezen voor hun inzet en de vooruitgang die zij hebben geboekt.

Gezien de omstandigheden en de positieve ontwikkeling van [naam01], heeft de kinderrechter geoordeeld dat er geen juridische grond meer is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling afgewezen, met de overweging dat de ouders in staat zijn om voor [naam01] te zorgen en dat de voorwaarden voor thuisplaatsing zijn vervuld. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/643999 / JE RK 23-467
Datum uitspraak: 26 oktober 2023
Beschikking van de kinderrechter tot een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[naam01], geboren op [geboortedatum01] 2022 in [plaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam02],
hierna te noemen de moeder,
[naam03],
hierna te noemen de vader,
samen wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat van beide ouders: mr. L.P. Lagerweij te Delft.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 21 september 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de machtiging om [naam01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 5 oktober 2023 tot 5 november 2023. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot deze zitting.
1.2.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de voornoemde beschikking van 21 september 2023;
  • de schriftelijke update van gecertificeerde instelling met bijlagen van 20 oktober 2023;
- de reactie van de zijde van de ouders van 24 oktober 2023.
1.3.
Op 26 oktober 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- [naam04] , via telefonische verbinding, namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 4 april 2023.

3.Het verzoek

De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Op dit moment verblijft [naam01] – die inmiddels ruim één jaar oud is – van maandagochtend tot vrijdagavond bij de ouders, en van vrijdagavond tot maandagochtend bij de pleegouders. De momenten dat [naam01] bij de ouders is, verlopen positief en [naam01] ontwikkelt zich goed. De fysieke veiligheid van [naam01] bij de ouders lijkt momenteel voldoende te zijn en er zijn geen signalen dat het niet goed gaat wanneer zij thuis is. De familie van de vader is betrokken en ook het contact tussen [naam01] en haar zus verloopt goed. Gezien wordt dat de ouders een natuurlijke taakverdeling hebben met betrekking tot de zorg van [naam01] . De woning is netjes en er zijn geen signalen van drank- of drugsgebruik. De ouders staan in goed contact met de hulpverlening en met de pleegouders. Gezien wordt dat de wisselmomenten [naam01] vermoeien en dat het voor [naam01] lastiger wordt om afscheid te nemen van haar ouders. Voor de thuisplaatsing van [naam01] is het van belang dat er meer zicht komt op de responsiviteit en sensitiviteit van de ouders naar [naam01] toe. Hiervoor is de inzet van [naam05] en VUHP nodig. De ouders hebben een intake gehad bij [naam05] en binnenkort zal gestart worden met de huisbezoeken en de individuele afspraken. Het traject bij [naam05] kan vanuit huis worden voortgezet. Het is nog onduidelijk wanneer VUHP kan starten binnen het gezin. De gecertificeerde instelling verzoekt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot het einde van de ondertoezichtstelling, te weten tot 5 december 2023.

4.De standpunten

Namens en door de ouders is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe is naar voren gebracht dat er een patroon is waarbij de gecertificeerde instelling keer op keer nieuwe voorwaarden stelt voor de thuisplaatsing en de opdrachten van de rechtbank negeert. Nu wordt de sensitiviteit van de ouders ingebracht door de gecertificeerde instelling, terwijl de ouders het uitstekend doen en het goed gaat met [naam01] . Het [naam05] traject kan vanuit de thuissituatie plaatsvinden. Hiervoor is absoluut geen uithuisplaatsing noodzakelijk. Er loopt bovendien nog een ondertoezichtstelling, in het kader waarvan voldoende kan worden bijgestuurd als dat nodig is. Er is geen juridische grond meer om de machtiging tot uithuisplaatsing voort te zetten. Daarom wordt door de ouders verzocht om afwijzing van het verzoek.

5.De beoordeling

De kinderrechter overweegt het volgende. Door de gecertificeerde instelling wordt aangegeven dat het goed gaat met [naam01] . Er zijn geen zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders en over de veiligheid van [naam01] in de thuissituatie bij de ouders. [naam01] ontwikkelt zich goed en er zijn in het geheel geen signalen dat het niet goed gaat wanneer zij bij de ouders is. De ouders doen het heel erg goed. De kinderrechter complimenteert de ouders met alles wat zij hebben bereikt in de afgelopen maanden. Gezien wordt dat de wisselmomenten lastiger worden voor [naam01] . De kinderrechter ziet dit als een duidelijke contra-indicatie voor het laten voortduren van de uithuisplaatsing. Bij de vorige twee zittingen is besproken dat voortvarend toegewerkt moest worden naar thuisplaatsing van [naam01] . De kinderrechter overweegt dat uit de beschikking van 21 september 2023 volgt dat er slechts één voorwaarde was om de machtiging te verlengen, namelijk de inzet van het [naam05] -traject. In voornoemde beschikking is bepaald dat het niet noodzakelijk is dat het traject is afgerond voordat de thuisplaatsing kan plaatsvinden. Nu duidelijk is dat er is gestart met het [naam05] -traject is dus aan deze voorwaarde voldaan. Er is daarom geen enkele grond meer om de machtiging uithuisplaatsing te verlengen. Dit betekent dat de kinderrechter het verzoek zal afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van E.E. ten Kate als griffier, en op schrift gesteld op 6 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.