ECLI:NL:RBDHA:2023:16951

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
C/09/652754 / HA ZA 23-742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • C.J-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en toepasselijkheid van de Brussel I bis Verordening in een vordering tot betaling van studiefinancieringsschuld

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft de Staat der Nederlanden, Dienst Uitvoering Onderwijs, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die woonachtig is in Denemarken. De vordering betreft onbetaalde aflostermijnen van studiefinancieringsschuld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen en heeft verstek verleend. De procedure begon met een dagvaarding op 2 juni 2023, gevolgd door een rolzitting op 30 augustus 2023 en een verstekverlening op 11 oktober 2023.

De rechtbank heeft de internationale bevoegdheid onderzocht, aangezien de gedaagde in Denemarken woont. De rechtbank concludeert dat de Brussel I bis Verordening van toepassing is, in plaats van het Verdrag van Lugano II, dat alleen relevant is voor IJsland, Noorwegen en Zwitserland. De rechtbank baseert haar oordeel op artikel 7 van de Brussel I-Verordening en oordeelt dat de vordering naar Nederlands recht moet worden beoordeeld, zoals vastgelegd in artikel 10:54 van het Burgerlijk Wetboek.

De rechtbank heeft de vordering van de eiser als niet ongegrond of onrechtmatig beoordeeld. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 67.778,80, vermeerderd met wettelijke rente, en € 1.006,45 voor vertaalkosten, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 4.322,14. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 8 november 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/652754 / HA ZA 23-742
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van
DE STAAT DER NEDERLANDEN, DIENST UITVOERING ONDERWIJS, een agentschap van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschapte Den Haag,
eiser,
advocaat mr. D.H. Mathijssen te Veghel,
tegen
[gedaagde]te [woonplaats] , Denemarken,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 juni 2023, tegen de eerste rolzitting van 30 augustus 2023, met producties 1 tot en met 9;
  • het ter rolzitting van 11 oktober 2023 tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Voor de ingestelde vorderingen en de daartoe gestelde feiten verwijst de rechtbank, gelet op artikel 230 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kortheidshalve naar de aan dit verstekvonnis gehechte en gewaarmerkte kopie van de dagvaarding.
2.2.
Deze zaak heeft een internationaal aspect vanwege de woonplaats van gedaagde te Denemarken. De rechtbank moet daarom ambtshalve onderzoeken of zij internationaal bevoegd is. Voor zover dat zo is, moet de rechtbank ook ambtshalve onderzoeken naar welk materieel recht het gevorderde moet worden beoordeeld.
2.3.
In de dagvaarding is opgenomen dat deze zaak valt onder het toepassingsbereik van het Verdrag van Lugano, gelet op de woonplaats van gedaagde te Denemarken. De rechtbank overweegt hierover als volgt. De Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1 (hierna: de Brussel I
bis-Verordening) is sinds 1 juli 2007 ook van toepassing verklaard voor Denemarken. Indien een Nederlands rechter over de internationale bevoegdheid moet oordelen, is het thans geldende Verdrag van Lugano II uitsluitend nog van belang in de relatie met IJsland, Noorwegen en Zwitserland. De rechtbank is daarom van oordeel dat in deze zaak niet het Verdrag van Lugano II formeel van toepassing is, maar de Brussel I
bis-Verordening.
2.4.
De zaak valt naar het oordeel van de rechtbank ook onder het temporele en materiele toepassingsbereik van de Brussel I
bis-Verordening. De rechtbank baseert haar internationale bevoegdheid op artikel 7 aanhef en onder lid 1 punt a van deze verordening.
2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank moet het gevorderde op grond van artikel 10:54 van het Burgerlijk Wetboek (BW) jo artikel 4 van Rome I naar Nederlands recht worden beoordeeld. Verwezen wordt naar rechtbank Den Haag 18 mei 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4695.
2.6.
Het (primair) gevorderde komt de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor. Daarbij leest de rechtbank het verzoek van eiser om een certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken conform artikel 54 van het Verdrag van Lugano, als verzoek om een certificaat op grond van artikel 53 Brussel I
bis-Verordening.
2.7.
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 2.837,00
- salaris advocaat € 1.183,00 (1,0 punt × tarief IV à € 1.183)
- nakosten
€ 173,00 (met evt. bijtelling als genoemd in de beslissing)
totaal € 4.322,14.
De over de proceskosten gevorderde rente zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van een bedrag van € 67.778,80, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover op grond van artikel 10a.6 lid jo. 6.8. van de
WSF2000, vanaf 30 maart 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van een bedrag van € 1.006,45 ter zake de vertaalkosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover op grond van artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser begroot op € 4.322,14, te vermeerderen met € 90 en de explootkosten in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening van de proceskosten;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.
Type: 309/1769