ECLI:NL:RBDHA:2023:16973

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL 23.1651
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van een Malinese verzoekster om een voorlopige voorziening. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'familie en gezin', welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 januari 2023 was afgewezen. Na deze afwijzing heeft de verzoekster bezwaar gemaakt, maar tegen de beslissing op het bezwaarschrift van 3 augustus 2023 heeft zij geen beroep ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat, aangezien de verzoekster geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de beslissing op het bezwaarschrift, de vereiste connexiteit voor het treffen van een voorlopige voorziening is komen te vervallen. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1651

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

geboren op [geboortedatum],
van Malinese nationaliteit,
V-nummer: [vnummer]
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 17 januari 2023 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om verlening van een verblijfsvergunning onder de beperking ‘familie en gezin’ afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft op 3 augustus 2023 beslist op het bezwaarschrift van verzoekster.
Verzoekster heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Op grond van artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Aangezien verweerder bij besluit van 3 augustus 2023 op het bezwaar van verzoekster heeft beslist, waartegen verzoekster vervolgens geen rechtsmiddelen heeft aangewend, is, gelet op artikel 8:81, tweede lid, Awb de vereiste connexiteit aan het verzoek komen te ontvallen.
Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.