ECLI:NL:RBDHA:2023:16973
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na beslissing op bezwaar
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van een Malinese verzoekster om een voorlopige voorziening. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'familie en gezin', welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 januari 2023 was afgewezen. Na deze afwijzing heeft de verzoekster bezwaar gemaakt, maar tegen de beslissing op het bezwaarschrift van 3 augustus 2023 heeft zij geen beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat, aangezien de verzoekster geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de beslissing op het bezwaarschrift, de vereiste connexiteit voor het treffen van een voorlopige voorziening is komen te vervallen. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier B.A. van der Wiel, en is openbaar gemaakt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.