ECLI:NL:RBDHA:2023:16987
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 10 oktober 2023 de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door mr. E. El Assrouti, heeft zijn beroep op 24 oktober 2023 behandeld via een beeldverbinding, samen met mr. S. Toughza als waarnemer van de gemachtigde van eiser. De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen de inbewaringstelling zorgvuldig overwogen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet had hoeven volstaan met een lichter middel dan de inbewaringstelling. Eiser had aangevoerd dat de staatssecretaris een belangenafweging had moeten maken en het onttrekkingsrisico had moeten motiveren. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat er geen andere, minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. De rechtbank wijst erop dat het onttrekkingsrisico te groot is om een lichter middel toe te passen, ondanks de verklaring van eiser dat hij bereid is mee te werken aan zijn overdracht naar Duitsland.
De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring is voldaan en concludeert dat dit het geval is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de inbewaringstelling rechtmatig was. Eiser heeft geen recht op schadevergoeding en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.