ECLI:NL:RBDHA:2023:17002

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL23.8432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beslissing staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake herstelverzuimbrief

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 oktober 2023 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De opposant had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van 17 maart 2023, dat op 8 juni 2023 door de rechtbank kennelijk ongegrond werd verklaard. De opposant heeft verzet aangetekend, waarbij hij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk had gemaakt dat de herstelverzuimbrief naar het juiste adres was verzonden. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het verzet enkel de vraag betreft of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende bewijs heeft geleverd dat de herstelverzuimbrief op 22 februari 2023 is verzonden naar het kantoor van de gemachtigde van de opposant. De rechtbank oordeelt dat de argumenten van de opposant niet voldoende zijn om het verzet gegrond te verklaren. De uitspraak van 8 juni 2023 blijft dan ook in stand, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats [plaats]
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8432

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2023 op het verzet van

[opposant] , v-nummer: [nummer] , opposant

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 8 juni 2023 tussen
opposant
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geopposeerde

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Procesverloop

Opposant heeft tegen de beslissing van de staatssecretaris van 17 maart 2023 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 8 juni 2023 heeft de rechtbank dat beroep kennelijk ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 21 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van opposant en de geopposeerde.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat verzet uitsluitend de vraag betreft of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van het beroep. Dit betekent dat de beoordeling in dit geval beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposant te horen op zitting. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Als dat het geval is, dient de verzetzaak gegrond te worden verklaard, zodat nader onderzoek kan plaatsvinden. [1] Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
2. Opposant betoogt dat het verzetschrift gegrond verklaard moet worden, omdat er sprake is van een onjuiste voorstelling van feiten en omstandigheden. Opposant betoogt dat de rechtbank ten onrechte overweegt dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de herstelverzuimbrief aan het juiste adres is verzonden en dat het aan opposant is om aannemelijk te maken dat hij de brief niet heeft ontvangen. De staatssecretaris heeft geen bezorgbewijs weten te verschaffen, wat volgens opposant ten onrechte wordt miskend door de rechtbank. Ook is de rechtbank volgens opposant ten onrechte niet ingegaan op het feit dat de staatssecretaris de herstelverzuimbrief niet aangetekend heeft verstuurd. Als dit wel was gebeurd, dan zou er geen discussie over zijn ontstaan. Opposant betoogt verder dat ook onduidelijk is naar welk adres de herstelverzuimbrief zou zijn verzonden. Op het verzendbewijs is enkel te zien dat de herstelverzuimbrief is verzonden naar ‘Ozkara Advocaten’, maar hier wordt geen exact adres bij vermeld. Hierbij merkt opposant op dat het kantoor van gemachtigde recentelijk is verhuisd en het exacte adres om die reden van belang is. Opposant betoogt dat het feit dat er geen exact adres is terug te zien op het aangegeven poststuk betekent dat de staatssecretaris het niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de herstelverzuimbrief naar het juiste adres is verzonden. Ook volgt opposant de staatssecretaris niet in de overweging dat gemachtigde moet aantonen dat het poststuk niet ontvangen zou zijn. Opposant betoogt dat het onduidelijk is hoe dit moet worden aangetoond. Hierop heeft de rechtbank volgens opposant niet gereageerd.
3. In de uitspraak van 8 juni 2023 overweegt de rechtbank dat uit vaste jurisprudentie volgt dat het bestuursorgaan de verzending van niet-aangetekende brieven aannemelijk moet maken. Indien het bestuursorgaan dat heeft gedaan, is het aan opposant om aan te tonen dat hij de betreffende brief niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 juni 2023 geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de herstelverzuimbrief van 21 februari 2023 heeft verzonden. Uit de door de staatssecretaris overlegde verzendadministratie blijkt dat op 21 februari 2023 een brief met het berichtnummer [nummer] is aangemaakt. Deze brief is op 22 februari 2023 verwerkt. Dit berichtnummer is niet vermeld op de herstelverzuimbrief. De rechtbank gaat er in deze uitspraak echter wel vanuit dat de overgelegde verzendadministratie van de staatssecretaris betrekking heeft op de herstelverzuimbrief van 21 februari 2023. Dit omdat de datum van aanmaak van de brief overeenkomt met de datum die op de herstelverzuimbrief is vermeld en omdat de brief is aangemaakt door de gebruiker wiens naam ook onder de herstelverzuimbrief staat. De brief is geadresseerd aan het kantooradres van gemachtigde, zoals terug te vinden is op de desbetreffende herstelverzuimbrief.
4. Het betoog van opposant slaagt niet. De rechtbank heeft voldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat de staatssecretaris de herstelverzuimbrief op 22 februari 2023 heeft verzonden naar het kantoor van gemachtigde. Niet in geschil is dat het poststuk met nummer [nummer] de desbetreffende herstelverzuimbrief is. Op deze herstelverzuimbrief staat het adres ‘ [adres] te [plaats] ’. Opposant geeft in zijn beroepschrift aan dat dit het adres is van het nieuwe kantooradres van zijn gemachtigde. Van een foutieve verzending naar het oude kantooradres van gemachtigde is om die reden ook geen sprake. Om deze reden wordt in wat opposant heeft aangevoerd in verzet geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan de uitspraak van 8 juni 2023. Dat het aan de staatssecretaris was om nader aannemelijk te maken dat de herstelverzuimbrief is verzonden, bijvoorbeeld door een bewijs van aangetekend verzenden te overleggen, volgt de rechtbank verder niet. De rechtbank heeft namelijk in de uitspraak van 8 juni 2023 al geoordeeld dat de staatssecretaris de verzending voldoende aannemelijk heeft gemaakt door een afdruk van zijn interne verzendadministratie te overleggen, zodat het aan eiser was om nader te onderbouwen dat hij de herstelverzuimbrief niet heeft ontvangen. De omstandigheid dat opposant zich niet kan vinden in dat oordeel, leidt niet tot het oordeel dat het beroep niet vereenvoudigd kon worden afgedaan. De verzetprocedure kan immers niet worden gebruikt als een verkapt hoger beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 8 juni 2023 in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

6. De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.ABRvS 24 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:227.