ECLI:NL:RBDHA:2023:17023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
SGR 22/667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiseres na herbeoordeling door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 november 2023, in de zaak SGR 22/667, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres beoordeeld in het kader van haar WIA-uitkering. Eiseres, die voorheen als verpleegkundige op de SEH werkte, heeft zich op 28 maart 2012 ziekgemeld. Het UWV heeft na een herbeoordeling vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid per 1 april 2020 is gewijzigd naar 70,35%, maar dat haar WIA-uitkering niet wijzigt. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot deze rechtszaak.

De rechtbank behandelt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV van 15 december 2021. Tijdens de zittingen op 17 mei en 28 september 2023 zijn verschillende rapporten en verklaringen van medisch adviseurs en verzekeringsartsen besproken. Eiseres betwist de medische grondslag van het UWV en stelt dat haar belastbaarheid is afgenomen door gezondheidsklachten, maar het UWV blijft bij de conclusie dat zij 70,35% arbeidsongeschikt is.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 1 april 2020 voor 70,35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat de medische en arbeidskundige beoordelingen van het UWV voldoende zijn onderbouwd en dat de geduide functies passend zijn voor eiseres. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het UWV wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/667

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: M.J.A. van den Bogaart),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Inleiding

Het UWV heeft na een herbeoordeling vastgesteld dat eiseres minder arbeidsgeschikt is dan voorheen. De mate van arbeidsongeschiktheid is vanaf 1 april 2020 gewijzigd naar 70,35%. De uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wijzigt hierdoor niet (het primaire besluit).
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 15 december 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 3 november 2022 en 2 mei 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de medisch adviseur M.T.M. Melis (hierna: medisch adviseur) van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en eiseres in de gelegenheid gesteld het rapport van de medisch adviseur van 1 juli 2022, waarvan ter zitting bleek dat dit rapport niet door de rechtbank was ontvangen, alsnog in te dienen. Daarnaast heeft de rechtbank eiseres in de gelegenheid gesteld nadere informatie over de ingediende facturen van 26 september 2022 en 13 april 2023 in te dienen. Na ontvangst van het rapport van de medisch adviseur van 1 juli 2022 en de reactie van eiseres op de facturen, is het UWV in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Ook is het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stellingen van eiseres over haar (on)geschiktheid voor het laatst verrichte werk.
Bij brief van 5 juli 2023 heeft het UWV gereageerd en een aanvullend rapport van de verzekeringsarts B&B van 3 juli 2023 ingebracht. Bij brief van 1 augustus 2023 heeft eiseres hierop gereageerd met daarbij een schriftelijke reactie van de medisch adviseur van 29 juli 2023. De rechtbank heeft vervolgens het UWV in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, wat het UWV bij brief van 17 augustus 2023 heeft gedaan.
De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 met behulp van een beeldverbinding op een nadere zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de medisch adviseur en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als verpleegkundige SEH. Op 28 maart 2012 heeft eiseres zich ziekgemeld voor haar werk vanwege gezondheidsklachten. Bij besluit van 22 februari 2017 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 28 december 2015 een loongerelateerde WGA [1] -uitkering op grond van de Wet WIA toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%.
2. Tegen deze beslissing heeft de (ex-)werkgever van eiseres bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 67%. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft in die procedure aanleiding gezien een deskundige (een verzekeringsarts bij Ergatis) te benoemen. De deskundige heeft in haar rapport van 21 september 2018 geadviseerd om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op enkele onderdelen bij te stellen. Het gaat daarbij zowel om aanvullende beperkingen als om enkele beperkingen die volgens de deskundige kunnen komen te vervallen. Het UWV heeft de voorgestelde aanpassingen van de FML overgenomen en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 67,37%. De rechtbank heeft hierop het beroep gegrond verklaard. [2] Tegen die uitspraak heeft eiseres hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (de Raad). De Raad heeft het hoger beroep ongegrond verklaard. [3]
3. Op 10 augustus 2020 heeft eiseres bij het UWV aangegeven dat zij per 1 april 2020 toegenomen arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres op 1 april 2020 voor 70,35% arbeidsongeschikt is waardoor de WIA-uitkering van eiseres niet wijzigt.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 8 december 2021. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de FML van 19 november 2020.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 14 december 2021.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt de rechtbank de in bezwaar ingediende gronden als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres stelt verder dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is, omdat zij zowel bij de primaire beoordeling als in bezwaar niet door een verzekeringsarts is gezien.
8. Ten aanzien van de medische belastbaarheid vindt eiseres dat het UWV bij meerdere herbeoordelingen ten onrechte is blijven uitgaan van het opgestelde expertiserapport van Ergatis met een gedingdatum van 2014, terwijl uit de medische informatie duidelijk naar voren komt dat haar belastbaarheid is afgenomen als gevolg van de diverse behandelingen die zij heeft moeten ondergaan. Na de datum in geding zijn de beperkingen alleen maar toegenomen en heeft eiseres zelfs moeten stoppen met werken. Hoewel eiseres niet voldoet aan de criteria voor ‘geen benutbare mogelijkheden’, is zij wel van mening dat met de beperkingen op 1 april 2020 geen functies meer te duiden zijn die zij met haar beperkingen kan uitvoeren. Ter zitting heeft eiseres verduidelijkt dat haar beperkingen zo fors zijn dat zij geen loonvormende arbeid meer kan verrichten. Eiseres stelt dat er geen discussie is over de duurzaamheid van de beperkingen. Mocht blijken dat het UWV na heroverweging komt tot volledige arbeidsongeschiktheid, dan is eiseres van mening dat ze in aanmerking dient te komen voor een IVA [4] -uitkering. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar medische informatie van de neuroloog van 14 april 2022, een rapport inzake een neuropsychologisch onderzoek (NPO) van 16 augustus 2022 en de toelichtingen van de medisch adviseur van 1 juli 2022, 15 september 2022, 7 april 2023 en 29 juli 2023.
9. Eiseres vindt dat de geduide functies niet passend zijn bij haar functionele belastbaarheid, persoonlijke vaardigheden en opleidingsniveau. Zij is verder van mening dat zij geen 30 uur per week loonvormende arbeid kan verrichten. De geduide functies in een productieomgeving en een kantooromgeving geven te veel prikkels voor eiseres. Hierdoor wordt eiseres nog sneller vermoeid en is zij nog minder uren per dag belastbaar. Ter zitting heeft eiseres vraagtekens gezet bij de beoordeling van de geschiktheid van haar laatste werk. Zij vraagt zich af waar het UWV op gebaseerd heeft dat dat werk niet geschikt is. Het laatst verrichte werk betrof een voor haar op maat gemaakte functie en ook die functie kon zij niet volhouden
.

Wat vindt de rechtbank

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 70,35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 1 april 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 1 april 2020 voor 70,35% arbeidsongeschikt is waardoor haar WIA-uitkering niet wijzigt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
13. Uit vaste rechtspraak van de Raad [5] volgt dat voor situaties waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts heeft plaatsgevonden, in de bezwaarfase een betrokkene tijdens een spreekuurcontact door een verzekeringsarts B&B moet worden gezien. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts B&B voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
14. De rechtbank stelt vast dat eiseres zowel in de primaire fase als in bezwaar niet is gezien door een geregistreerde verzekeringsarts. De primaire arts, niet zijnde een verzekeringsarts, heeft het dossier bestudeerd en tweemaal telefonisch contact met eiseres gehad. In bezwaar heeft de verzekeringsarts B&B kennisgenomen van het dossier, de aanvullende informatie en de bezwaargronden. De verzekeringsarts B&B heeft niet gemotiveerd waarom een spreekuurcontact in bezwaar geen toegevoegde waarde zou hebben. Het bestreden besluit is daarmee onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. [6] Naar aanleiding van de beroepsgrond over het ontbreken van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts heeft de verzekeringsarts B&B in het rapport van 3 november 2022 voldoende gemotiveerd uiteengezet dat een spreekuurcontact in het geval van eiseres nu geen toegevoegde waarde heeft. Met de in beroep ingebrachte medische informatie uit het NPO zou een aanvullend onderzoek op een spreekuur geen relevante aanvullende informatie opleveren, gezien de specifieke vereiste expertise voor dat onderzoek. Ook is er geen reden te twijfelen aan de informatie van de neuroloog. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aangezien het aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld.
De beoordeling van de belastbaarheid
15. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 1 april 2020 in het rapport van 8 december 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft voldoende gemotiveerd dat hij geen aanleiding ziet om het onderzoek van de primaire arts uit te breiden of de schatting te herzien. Hij heeft toegelicht dat de primaire arts rekening heeft gehouden met de vermoeidheid en de fysieke en psychosociale beperkingen, zodanig dat de FML overeenstemt met de geobjectiveerde bevindingen. Ten aanzien van de informatie die eiseres in bezwaar heeft ingediend stelt hij vast dat het algemene informatie betreft die niet in de plaats kan worden gesteld van wat de primaire arts met eiseres heeft besproken. Ten aanzien van de discussie over de urenbeperking heeft de verzekeringsarts B&B aangegeven dat gelet op het dagverhaal van eiseres een preventieve urenbeperking aan de orde is. Hij heeft daarbij toegelicht dat 6 uur functioneren op een dag en 30 uur per week mogelijk is als bij de aard van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met de gestelde beperkingen in de FML.
16. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in de nadere rapporten van 3 november 2022, 2 mei 2023 en 3 juli 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie van de behandelaar die eiseres in beroep heeft ingestuurd en de informatie van de medisch adviseur van 1 juli 2022, 15 september 2022, 7 april 2023 en 29 juli 2023 geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Wat betreft de evenwichts- en coördinatieproblemen merkt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 3 november 2022 op dat de neuroloog in de brief van 14 april 2022 stelt dat er geen aanwijzingen zijn voor een recidief van het PCNSL (primair centraal zenuwstelstel lymfoom). De neuroloog benoemt in deze brief ook dat vooral de bestraling na een langere tijd (jaren) in toenemende mate kans geeft op radiatie-encefalopathie (o.a. loopstoornissen en cognitieve achteruitgang). Dit is volgens de neuroloog ook bij eiseres het geval, maar formeel is dit niet met een neuropsychologisch onderzoek onderzocht. Verder stelt de verzekeringsarts B&B in de rapporten van 3 november 2022 en 3 juli 2023 dat de informatie van de medisch adviseur en het verslag van het huisbezoek anamnestisch zijn. De medisch adviseur noteert de klachten en ervaren belemmeringen maar rapporteert geen eigen bevindingen van bijvoorbeeld lichamelijk of psychisch onderzoek. Ook is van een aantal anamnestische gegevens onduidelijk of dat de situatie is rond de datum in geding of rond de datum van het huisbezoek van twee jaar later. Gelet hierop vindt de verzekeringsarts B&B de informatie van de medisch adviseur en het verslag van het huisbezoek van 1 juli 2022 onvoldoende om sterkere beperkingen op te nemen in de FML voor evenwicht- of coördinatieproblemen. Verder stelt de verzekeringsarts B&B in het rapport van 3 november 2022 dat bij het NPO geen cognitieve of concrete geheugenstoornissen zijn geobjectiveerd. Wel lijkt er mogelijk iets meer moeite met geheugentaken, wordt er een toename in psychische klachten gerapporteerd en een iets verminderde prestatie met name bij vermoeidheid. Het vermijden van stressvolle arbeidsomstandigheden en een (licht) verminderde duurbelasting, zoals reeds opgenomen in de FML, volstaan volgens de verzekeringsarts B&B bij de iets verminderde prestaties met name bij vermoeidheid. In het rapport van 3 juli 2023 voegt de verzekeringsarts B&B daaraan toe dat eiseres al fors is beperkt in het persoonlijk functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen en dat een urenbeperking is opgenomen. Deze beperkingen volstaan volgens de verzekeringsarts B&B ruimschoots waar slechts minimale afwijkende bevindingen waren bij het NPO ten opzichte van het eerdere NPO uit 2016 en eiseres een actief dagverhaal had rond de datum in geding. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
17. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 1 april 2020 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
18. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 19 november 2020 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als verpleegkundige SEH, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies en één reservefunctie opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( SBC-code 264122) Machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk);
- ( SBC-code 315100) Administratief ondersteunend medewerker;
- als reservefunctie (SBC-code 282102) Besteller post/pakketten (auto).
19. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige B&B hebben in de rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom de functies van Productiemedewerker industrie, Machinaal metaalbewerker en Administratief ondersteunend medewerker geschikt zijn voor eiseres. Zij hebben de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom deze functies geschikt zijn. In zijn rapport van 27 juni 2017 waar de arbeidsdeskundige B&B naar verwijst, is toegelicht dat in de functies van Administratief medewerker en Productiemedewerker industrie kan worden gewerkt op een eigen werkplek aan een werktafel of bureau, waarbij zo nodig met het plaatsen van achter- en zijschotten een voldoende rustige werkplek gecreëerd kan worden. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De arbeidsdeskundige B&B heeft in bezwaar de reservefunctie laten vervallen omdat deze functie de belastbaarheid van eiseres overschrijdt. Met het vervallen van deze functie wijzigt de mate van arbeidsongeschiktheid niet omdat deze functie niet is meegenomen bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage. De rechtbank vindt dat het UWV verder voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat de geduide functies ook wat betreft opleidingsniveau en persoonlijke vaardigheden passend zijn. De functies hebben opleidingsniveau 2. Eiseres voldoet ruimschoots aan dit gevraagde niveau. Ook vragen de functies geen specifieke vaardigheden. De geduide functies zijn bovendien vrijwel gelijk aan de eerder geduide functies. De Raad heeft met de uitspraak van 27 januari 2022 [7] geoordeeld dat deze functies passend zijn.
20. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
21. Voor zover eiseres vraagtekens plaatst bij de wijze waarop het UWV de beoordeling van de geschiktheid van haar laatst verrichte werk heeft verricht, is de rechtbank met het UWV van oordeel dat dit voor de beoordeling in deze zaak niet van belang is. Partijen zijn het erover eens dat het laatst verrichte werk niet passend is voor eiseres. Het laatst verrichte werk is daarnaast niet de maatstaf voor de vaststelling van de mate van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Het gaat hier om een theoretische schatting, waarbij op basis van de in de FML opgenomen beperkingen, geschikte theoretische functies zijn gezocht.
22. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres op 1 april 2020 met de middelste van de drie geduide functies 29,65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 70,35% arbeidsongeschikt is.
IVA-uitkering
23. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering moet sprake zijn van volledige (80 tot 100%) en duurzame arbeidsongeschiktheid. Uit rechtsoverweging 22 volgt dat eiseres minder dan 80% arbeidsongeschikt is. Er is dus geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. Dat betekent dat eiseres niet kan voldoen aan de vereisten voor een IVA-uitkering. De rechtbank komt daarom niet toe aan de beoordeling van de duurzaamheid van de beperkingen.

Conclusie en gevolgen

24. Het UWV heeft terecht besloten dat eiseres per 1 april 2020 voor 70,35% arbeidsongeschikt is.
25. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht en de door eiseres gemaakte kosten voor de in beroep beroepsmatig verleende rechtsbijstand moet vergoeden. De rechtbank stelt de vergoeding voor de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het bijwonen van de zitting, 0,5 punt voor het bijwonen van een nadere zitting, met een waarde van € 837,- per punt en wegingsfactor 1). Verder zal de rechtbank het UWV veroordelen tot vergoeding van de kosten van de medisch adviseur van in totaal € 3.867,36, zoals vermeld op de verzamelfactuur van 1 augustus 2023. Deze kosten worden aangemerkt als kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb en komen de rechtbank redelijk en redelijkerwijs gemaakt voor. Hiermee komen de totale proceskosten uit op een bedrag van € 5.959,86.
26. Omdat het beroep ongegrond is en het primaire besluit dus niet wordt herroepen, komen de proceskosten voor de bezwaarfase niet voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 5.959,86.
Deze uitspraak is gedaan op 9 november 2023 door mr. S.E.C. Debets, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA= Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 maart 2019, zaaknummer SGR 17/7509.
3.Zie de uitspraak van de Raad van 27 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:280.
4.IVA = Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
6.Als bedoeld in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
7.Zie voetnoot 3.