ECLI:NL:RBDHA:2023:17024

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL23.25503
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
  • K.H.M.M. Otten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag en de gevolgen van vrijwillig vertrek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een eiser van Georgische nationaliteit beoordeeld. De eiser had op 16 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 augustus 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiser vrijwillig is vertrokken uit Nederland naar zijn land van herkomst, zoals blijkt uit een brief van de staatssecretaris van 17 november 2023. De staatssecretaris heeft toegelicht dat eiser met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie is vertrokken.

Aangezien eiser niet langer aanspraak wenst te maken op de verblijfsvergunning asiel, heeft hij geen procesbelang meer bij het onderhavige beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van griffier mr. K.H.M.M. Otten, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25503

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Georgische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 16 augustus 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 30 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.25504, op 18 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep van eiser is niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De staatssecretaris heeft op 17 november 2023 een brief met bijlage overgelegd. Hieruit blijkt dat eiser vrijwillig vertrokken is uit Nederland naar zijn land van herkomst. Op zitting heeft de staatssecretaris toegelicht dat eiser is vertrokken met de hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het onderhavige beroep, nu dat beroep strekt tot verkrijging van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Uit het vrijwillige vertrek van eiser naar zijn land van herkomst moet worden afgeleid dat hij niet langer aanspraak wenst te maken op een dergelijke verblijfsvergunning.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.