ECLI:NL:RBDHA:2023:17034

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL23.10733
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op een asielaanvraag en de gevolgen van overschrijding van de beslistermijn

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het uitblijven van een beslissing op zijn asielaanvraag, ingediend op 14 november 2018. Eiser had eerder, op 15 november 2022, een beroep ingesteld wegens niet-tijdig beslissen, wat door de rechtbank gegrond werd verklaard. De staatssecretaris werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met een dwangsom van € 200,- per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft vervolgens op 12 december 2022 opnieuw beroep ingesteld, maar dit werd op 23 maart 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Na een ingebrekestelling op 4 januari 2023, heeft de staatssecretaris op 1 juni 2023 alsnog beslist op de asielaanvraag.

De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de staatssecretaris inmiddels op de aanvraag heeft beslist. Eiser stelt dat de staatssecretaris dwangsommen verschuldigd is voor de periode waarin de beslistermijn is overschreden, maar de rechtbank concludeert dat er geen belang meer is bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Desondanks veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10733

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Oosterhof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een beslissing op zijn asielaanvraag van 14 november 2018.
1.1.
Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft op 15 november 2022 uitspraak gedaan op een eerder beroep niet tijdig beslissen van eiser (NL22.7291). De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag te nemen. Verder is bepaald dat de staatssecretaris aan eiser een dwangsom verbeurt van € 200,- voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
1.2.
Op 12 december 2022 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag. Dit beroep is op 23 maart 2023 niet-ontvankelijk verklaard door deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle (NL22.25409).
1.3.
Op 4 januari 2023 heeft eiser de staatssecretaris een ingebrekestelling gestuurd, waarna hij op 7 april 2023 opnieuw beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag.
1.4.
De staatssecretaris heeft op 1 juni 2023 beslist op de asielaanvraag.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 op zitting behandeld, gelijktijdig met het beroep van eiser tegen de beslissing op zijn asielaanvraag (NL23.18899). Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op de asielaanvraag. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de staatssecretaris inmiddels heeft beslist op de aanvraag. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
Eiser vindt dat de staatssecretaris dwangsommen verschuldigd is over de periode gelegen tussen 13 februari 2023, de datum waarop de eerder opgelegde dwangsom van € 15.000,- is volgelopen en 1 juni 2023, de datum waarop op de asielaanvraag is beslist. Eiser stelt de staatssecretaris meerdere malen te hebben aangeschreven en benaderd om te besluiten. Volgens eiser heeft de staatssecretaris de door de rechtbank opgelegde beslistermijn genegeerd en is de staatssecretaris pas weer in actie gekomen nadat opnieuw beroep was ingesteld wegens het niet tijdig beslissen. Voorgaande kan volgens eiser niet zonder sanctie blijven, zeker niet omdat het om een forse termijnoverschrijding gaat.
2.2.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat inmiddels is beslist op de aanvraag. Als eiser het niet eens is met de hoogte van de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom, dan moet hij zich tot de civiele rechter wenden.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het instellen van het beroep de beslistermijn was overschreden. De staatssecretaris heeft op 1 juni 2023 echter alsnog op de aanvraag van eiser beslist. Volgens vaste rechtspraak heeft eiser daarom geen belang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank ziet in de overschrijding van de beslistermijn wel aanleiding om de staatssecretaris in de proceskosten van eiser te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
2.4.
Zoals onder 1.5 is aangegeven is tegen het alsnog genomen besluit op de asielaanvraag afzonderlijk beroep ingesteld (NL23.18899). Hierin doet de rechtbank afzonderlijk uitspraak.

Conclusie en gevolgen

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.